Werk, het moet anders maar hoe?
Er zijn weinig domeinen van het leven die ons zo bezighouden als werk. Niet alleen omdat we werk nodig hebben om te kunnen leven, maar ook omdat het zo gelinkt is aan identiteit en zingeving. Waarom doe ik deze job? Een vraag die we door de veranderende werkomstandigheden en stijgende werkdruk meer dan ooit horen verzuchten. Hoe blijven we gedreven en gezond in een verschuivende werkcontext?
Tekst Anne Wislez – Beeld Shutterstock
‘Een van onze grootste struggles is de afleiding die we continu ervaren. We dénken dat we goed bezig zijn en tien ballen tegelijk de lucht in houden, maar op het eind van de dag is er weinig verwezenlijkt’ – Elke Geraerts, psycholoog
Melanie worstelt met een dilemma. Ze houdt van haar werk, maar de dagelijkse werkelijkheid maakt haar doodmoe. Met een steeds kleiner ploegje worden ze verondersteld meer werk te verrichten, omdat de cijfers niet geweldig zijn en er bespaard moet worden op lonen. ‘We zullen allemaal een tandje bij moeten steken’, klinkt het tijdens vergaderingen met de managers, maar zo klinkt het inmiddels al jaren in stijgende lijn. Hoelang nog? Thom raakt dan weer gefrustreerd omdat hij en enkele snuggere denkers in zijn team mogelijke oplossingen aandragen om hun dienst meer futureproof te maken, maar de directie kiest verbeten voor oplossingen die de kennis van de mensen on the field negeren. Lenn stelt dan weer zijn job als vertegenwoordiger in vraag. Door prestatiedruk wordt hij aangezet om tegenover klanten praktijken toe te passen die hem niet liggen. Bovendien wordt hij doodmoe van de kilometers die hij dagelijks moet afleggen, en met al die files krijgt hij de kinderen nooit van school gehaald. Hij piekert zich suf hoe hij zijn work-life balance beter in evenwicht kan krijgen. Al moet hij dan denken aan zijn broer die al drie jaar tevergeefs werk zoekt. Ook geen lachertje. Dan liever zijn ietwat drukke situatie, toch?
We willen werken
Natuurlijk – en gelukkig – zijn er best wat mensen die genieten van hun job of hun werk gewoon oké vinden en er niet zoveel meer van verwachten dan een nuttige daginvulling en een aanvaardbaar loon. Toch valt aan het succes van boeken, coachingtrajecten en cursussen rond werkinvulling – maar ook aan de groeiende burn-out- en absenteïsmecijfers – op hoe een aanzienlijke groep mensen zijn werk toch in vraag stelt. ‘Ik ben zo moe.’ ‘Ik snap niet wat mijn baas van me wil.’ ‘Ik heb me hartstochtelijk in dit project gestort en nu zetten ze me plots in een ander team!’ ‘Ik ben technologisch niet meer mee, ik ben 50-plus en ze willen me niet mee.’ ‘Ik zie geen langetermijnvisie, ons bedrijf doet aan paniekvoetbal.’ ‘Ik kan mijn werk niet meer goed doen.’ Wil ik dit eigenlijk nog?’ Niet dat we onze jobs zomaar zouden willen opgeven. De idee dat de mens in feite maar al te graag zou luieren op de bank klopt misschien – tijdelijk – voor een groep vermoeide en gedemotiveerde mensen, maar in gezonde omstandigheden heeft iedereen er fysiek, psychologisch en sociaal voordeel bij de handen uit de mouwen te kunnen steken, zijn talenten te gebruiken en bij te dragen aan een project/de samenleving. ‘Werk is niet alleen de manier om de middelen te verwerven die we nodig hebben om voedsel op tafel te krijgen. Het is ook een manier van identificatie’, zegt Economist-publicist Ryan Avent in zijn nieuwe boek Werk in de 21e eeuw. ‘Het helpt structuur te geven aan onze dagen en ons leven. Het biedt de mogelijkheid van persoonlijke vervulling die ontstaat wanneer je iets voor anderen te betekenen hebt, en het is cruciaal voor het bij elkaar houden en soepel laten functioneren van onze samenleving.’ Dus, ja, we willen graag werken. Maar als het even kan op een manier die vol te houden en vervullend is.