Wegwerpliefde
‘Je gebruikt iets dat gemaakt is om decennia mee te gaan en na enkele minuten gooi je het weg.’ Die woorden op de website van Mei Plasticvrij katapulteren mij terug naar de Gentse Feesten, begin jaren 2000. Ik sta op de Vlasmarkt, de plaats waar je moet zijn voor bier en discoballen. Vrienden en oude bekenden vullen de kasseien, en ik voel de goesting brullen in mijn onderbuik op de maat van Bowies Under Pressure. De zonsondergang kleurt de lucht oranje, assorti met het biertje in mijn hand.
Hij is er ook, dat heb ik allang gezien, maar ik negeer hem, zoals ik denk dat het hoort. Ik slurp van mijn schuimkraag en duw zacht op het plastic bekertje. Hij moet het gevoeld hebben, ergens halverwege tussen zijn ribben en zijn ruggengraat, want hij draait zijn hoofd, vangt mijn blik en baant zich een weg door het feestgewoel, mijn richting uit. Ik knijp nog wat harder in mijn beker. Niet té, ik wil niet dat het plastic kraakt en barst, maar net genoeg om het teveel aan gretigheid af te tappen.
Terwijl het bekertje tussen mijn vingers een taille krijgt, legt hij zijn hand in die van mij. Mijn lovehandles schrikken. Ik spoel de onwennigheid door met bier en proef kunststof en een mond vol tanden tussen mijn lippen. Gelukkig steekt hij van wal. Geen idee waarover, de beats overstemmen de baard in zijn keel, maar ik knik en lach en blijf mijn bekertje samenknijpen om de gretigheid te bezweren. Ik kap de laatste verschraalde slok naar binnen en pak mijn beker met beide handen beet. Mijn lijf is nu helemaal klaar om los te gaan. Ik duw door en voel het plastic knappen tussen mijn vingertoppen. Een eerste barst, de weg is vrij. Ik duw mijn wijsvinger naar binnen, voel hoe bier- en schuimresten via mijn polsen naar de straatstenen vloeien. Het startschot is gegeven, het uitkleden kan beginnen. En terwijl we daar staan te draaien, rond de pot en rond elkaar, en terwijl ik mijn beker gretig in reepjes scheur, pellen we laag na laag af. Met blikken en woorden, in een bierlucht vol vonken, op zoek naar de essentie van ons gesprek. Het lukt me best. Praten gaat zoveel vlotter als je iets omhanden hebt, als je je driften kan botvieren zodat ze je woorden niet in de weg zitten.
Ik scheur reep na reep, van de bolle bovenrand helemaal tot aan de bodem, tot mijn plastic bekertje is veranderd in een wiebelige octopus. Een beetje zoals wij, zoekend en zwaaiend met armen vol vuur om te vermijden dat ons verhaal verdrinkt in de mensenmenigte. Ik blijf nog even watertrappelen maar eigenlijk weet ik het al. Er blijft op de bodem maar weinig over om mee verder te gaan. Hij maakt mij week, dat wel, maar het gesprek lijkt te stokken en zijn reputatie steekt.
Rondom ons draait de Vlasmarkt intussen op volle toeren. De oranje zonsondergang heeft plaatsgemaakt voor nachtelijk zwart met de nodige zwans. Ik kijk nog één keer diep in zijn aangeschoten ogen en voel hoe weinig moeite ik zou moeten doen. Eén avond en dan gedaan, het hoort bij de Gentse Feesten, niemand zou mij erop aanspreken. Gemakkelijk en verleidelijk, maar ik doe het niet. Hij is gemaakt om decennia mee te gaan en ik zou hem na enkele minuten, hooguit een nacht, weggooien. Dat kruipt op termijn in mijn systeem, dat weet ik. Bij een gevoelige natuur als ik blijven die dingen hangen, soms een heel leven en nog langer. Je kan die kortstondige banden wel verbranden, maar er blijven altijd microscopisch kleine deeltjes over die tot in het diepste van je poriën kunnen dringen om je nooit meer echt los te laten. Dus ik zeg dag, drop mijn bekertje in een vuilnisbak en zet mijn nachtelijke feesttocht verder zonder hem. Wist ik veel dat ook die plastieken octopus mijn hele leven en misschien nog langer in onze natuur zou blijven hangen.*
* Gent weet intussen beter en feest tegenwoordig met herbruikbare bekers. Wegwerpliefde daarentegen blijft wellicht altijd bestaan.
Valérie Du Pré is psychologe van opleiding en journaliste van beroep. Ze probeert elke maand het mysterie ‘mens’ in woorden te vatten.
Foto: Carmen De Vos