Wat je bedverhalen vertellen over je hechtingsstijl
Rika Ponnet is seksuologe, relatiebemiddelaar en auteur van twee bestsellers over hoe hechtingsstrategieën onze relaties beïnvloeden. Voor Psychologies zoomt ze in op de link met ons seksleven.
Tekst: Rika Ponnet Beeld: Frida Castelli
Als mens zijn we een seksueel wezen van bij onze geboorte tot aan onze dood. Die ene zin zegt het helemaal: ons seksuele functioneren is onlosmakelijk verbonden met ons zijn. Je hoort al eens dat het in het leven draait om seks, macht en geld. Ik ben ervan overtuigd dat het seks enkel seks is en dat die twee andere secundaire invullingen zijn van die ene diep menselijke behoefte. Daarmee is het woord eruit. Behoefte. En automatisch ook de aanverwanten. Verlangen. Verwachting. Nood. Ze verwijzen naar een ruimte, een leegte, een aandrang, een drijfveer die verklaart waarom we als mens leven zoals we leven.
Vroeggeboorte
Evolutiebiologen leggen ons dat haarfijn uit. De mens is een vroeggeboorte, klein, kwetsbaar, niet in staat om te overleven zonder de zorg van anderen. Logisch dat de natuur ervoor zorgt dat dit proces optimaal kan verlopen. Zo wordt de baby uitgerust met sterke tools om nabijheid te realiseren en uit die nabijheid maximale zorg te puren. Zo wordt de moederfiguur uitgerust om die zorg te geven: borsten vol voeding en een aandrang om te nesten, koesteren, troosten.
Ook psycho-analysten weten dit perfect te duiden. Bij aanvang leven we als mens in een soort van aards paradijs, de echo’s met het Bijbelse scheppingsverhaal hebben me altijd getroffen. De symbiose tussen moeder en kind is totaal. De gevoelde permanentie in eenheid zorgt voor een existentiële rust die je nadien nooit meer ervaart, maar wel blijvend najaagt.
Zo plaveien deze eerste negen maanden de weg van ons emotionele leven. We bestaan niet op onszelf, maar als een schakel in een lange ketting van moeders en kinderen. Hoe onze moeder geschakeld is met de hare, bepaalt hoe wij geschakeld zijn met haar en schakelen met de kinderen die we krijgen. En van daaruit hoe we schakelen met iedereen op ons levenspad. Al van in dat prille begin gaat het effectief over actief schakelen: van moeder naar kind-in-de-baarmoeder en omgekeerd. Daar zit een logica achter: relateren is ons eerste en belangrijkste overlevingsmechanisme, van bij de geboorte tot aan onze dood. Als zij, de ander zich verbonden voelt met mij, kan ik rekenen op voeding, warmte, zorg, noodzakelijk om te overleven.
Kunnen afstemmen
Verbondenheid, existentiële rust zoeken we na onze geboorte een leven lang. En de weg er naartoe is die van de intimiteit. Zien en gezien worden. Maar nog meer: aanraken en aangeraakt worden. Ingebed in die basale behoefte zit seksualiteit. Ze is er onlosmakelijk mee verbonden, wordt erdoor gekleurd en ingevuld.
Bij baby’s is het simpel: ik heb honger, ben moe, ik huil. Om eten, troost, huidcontact. Krijg ik die, dan ben ik voldaan, rustig. Korter dan dit wordt de weg tussen behoefte en invulling nooit meer. Of en hoe op die eerste levensvraag ingegaan wordt, ben jij er voor mij, bepaalt in grote mate of de weg kort en eenvoudig blijft of complex beladen wordt.
In wezen gaat het over vertrouwen. Over veiligheid. Het is vooral een relatieklimaat, van jongs af aan, dat baby en moeder samen tot stand brengen. Als de baby huilt en mama reageert afgestemd, wordt de baby rustig. Ervaart hij dit een aantal keren, dan groeit zijn vertrouwen in de zorg van mama. Maar ook zijn zelfvertrouwen: het gevoel in staat te zijn op een adequate manier zijn noden kenbaar te maken. Tegelijk groeit ook bij de moeder het vertrouwen en zelfvertrouwen. Als mijn baby huilt, ben ik competent in het troosten. Dat geeft rust en zorgt ervoor dat ze rustiger en nog meer afgestemd reageert op de volgende huilbui. Zo groeit ook haar vertrouwen in haar kind. Hij of zij bevestigt me in mijn kunnen als mama, geeft me vertrouwen.
LEES VERDER IN PSYCHOLOGIES, NU IN DE WINKEL …