‘In elke vrouw schuilt haar moeder’ (o help, écht?)

Dat je uitspraken, gewoontes en gedragingen van je moeder overneemt, is niet onlogisch. Je gezin van herkomst vormt immers je eerste en belangrijkste referentiekader, de fundamenten en pilaren waarop je de rest van je leven hebt uitgebouwd. ‘En de moeder-dochterrelatie is heel specifiek en complex’, aldus Claire Wiewauters, pedagoog en psychotherapeut, en als docent en onderzoeker verbonden aan de opleiding Gezinswetenschappen (Odisee). ‘Een moeder is de eerste hechtingsfiguur, zowel voor een meisje als voor een jongen. Na de symbiotische fase, waarin het kind min of meer versmelt met de moeder, maakt het zich stap voor stap los van haar om een eigen identiteit op te bouwen. Dat proces verloopt gemakkelijker voor een zoon dan voor een dochter, omdat een jongen zich kan identificeren met zijn vader naarmate hij loskomt van zijn moeder. Voor een dochter vallen die twee rollen samen in één persoon: de moeder is zowel de ouder van wie ze zich moet losmaken als de persoon met wie ze zich daarna moet verbinden. Het zijn twee sporen die elkaar in de ontwikkeling soms in de weg zitten. Aan de ene kant vindt een dochter bij haar moeder nabijheid en herkenning, aan de andere kant moet ze haar eigen identiteit zoeken en afgrenzen. Hierdoor kan het tussen moeders en dochters af en toe flink ‘schuren’. En zelfs als het losmakingsproces zonder al te veel strijd gebeurt, is het voor een dochter een hele opgave om de juiste balans te vinden tussen autonomie en verbondenheid.’

Nieuwe kansen

Annelies steigert nog altijd als iemand haar erop wijst dat ze op haar moeder lijkt. ‘Ik heb zeker trekjes van haar, dat geef ik toe. Dat dichtklappen bij een ruzie, bijvoorbeeld. Maar ik ben niet zo’n drama queen als zij. Daar pas ik wel voor op, juist omdat ik daar in mijn jeugd maar al te vaak ben tegenaan gelopen.’

Ook Greet (43) heeft het een tijdje moeilijk en zelfs compleet onterecht gevonden om vergeleken te worden met haar moeder. ‘Zij is een warme en zorgzame mama die nooit buitenshuis heeft gewerkt, grotendeels in functie van haar gezin heeft geleefd en ook een beetje in de schaduw stond van mijn vader. Zelf leid ik een totaal ander leven. Ik ben een onafhankelijke en zelfstandige vrouw met een job, een eigen flat en een latrelatie. Dus ja, als iemand in het verleden soms parallellen trok tussen mijn moeder en mij vond ik dat, euh, bijna beledigend. Zelfs als het positief bedoeld was. Vooral toen ik nog maar pas uit huis was, was ik daar heel gevoelig voor. Ik herinner me dat ik in het begin samenwoonde met mijn eerste vriend toen hij opmerkte dat ik het zo gezellig kon maken in huis, met kaarsjes en hapjes en drankjes, en dat bezoekers zich bij ons meteen welkom voelden. En dat ik dat waarschijnlijk van thuis had meegekregen, omdat mijn mama ook zo was. Hij bedoelde het ongetwijfeld als compliment, maar ik heb toen nog net niet de kaarsjes en hapjes naar zijn kop gesmeten. Die connotatie met mijn moeder was er te veel aan; ik was geen huismoedertje, zoals zij. Terwijl ik nu denk: hij had gewoon gelijk, mijn moeder hecht inderdaad veel belang aan gastvrijheid en gezelligheid. Net als ik. En dat is oké.’