We krijgen steeds vaker zin in een creatieve job, aangepast aan ons levensritme en volgens de waarden waar we voor staan. Vaak betekent dat concreet: een eigen project opstarten. Sommigen noemen het ‘de vrouwelijke weg’. En toch voelen nog heel wat vrouwen – onterecht – drempelvrees.

Tekst Daniëlle De Wilde – Foto Shutterstock

Droom je ervan om je passie en talent op een duurzame manier vorm te geven? Het liefst op menselijke schaal, met aandacht voor de planeet? Gedreven door vrijheid en verantwoordelijk­heid? Rekening houdend met de reële behoeften en de sociale impact van wat je doet? Almaar meer vrouwen maar ook mannen snakken ernaar om op een gedreven, creatieve manier te gaan leven en werken, volgens hun eigen ritme. Dat houdt soms in dat je zelf iets in de wereld zet in plaats van te wachten tot je droomjob je aangeboden wordt. Toch is in België maar een op de drie ondernemers die zijn eigen project opstart een vrouw. En dat terwijl studies erop wijzen dat vrouwen bijna net zo hard getrokken worden door de drang naar avontuur als mannen, en dat bedrijven geleid door vrouwen net zoveel succes hebben als ondernemingen waar mannen aan het roer staan. Wat is er aan de hand? Stellen we ons te veel vragen als we op het punt staan om de sprong te wagen? ‘Kan ik wel leven van mijn passie?’ ‘Zal ik mijn angsten kunnen overwinnen?’ ‘Durf ik mezelf professioneel neerzetten?’ Of je nu man of vrouw bent, bij het opstarten van een eigen onderneming word je door massa’s twijfels overvallen. Maar jammer genoeg blijken vrouwen voor zichzelf er nog extra de rem op te zetten.

Waar zijn de nieuwe heldinnen?

De verhalen en sprookjes waar we als kind mee grootgebracht werden, worden niet zelden de mal volgens dewelke we ons leven later vormgeven en onze gedachten structureren. De prinses die wacht tot de prins haar wakker kust. Sneeuwwitje die klein gehouden wordt door haar jaloerse stiefmoeder. Het meisje in gevaar dat gered moet worden door de koene ridder. Die oude archetypes leven nog zodanig voort in verhalen en films dat heel wat vrouwen ze zich onbewust eigen hebben gemaakt. Zonder het te beseffen geloven we ze en leven we ernaar. Natuurlijk zijn er op het witte doek ook heldinnen als Katniss Everdeen in The Hunger Games die die oude archetypische patronen helpen opblazen. Maar voor vrouwen in het echte leven, die elke dag tien ballen tegelijk in de lucht moeten zien te houden en hun plekje hopen te verwerven in de samenleving, is het tijd om nieuwe ondernemersmythes te bedenken. Verhalen die ons kunnen inspireren om actiever te gaan ondernemen. Want de vastgeroeste archetypes conditioneren mannen en vrouwen in de professionele wereld nog altijd volgens achterhaalde en beperkende ideeën. De oude verhalen moeten dringend herschreven en aangepast worden aan veranderende tijden. De meerwaarde van een mentor Vrouwen die de sprong wel durven wagen hebben bovendien de tendens om er alleen voor te gaan. Ze proberen zichzelf uit de slag te trekken en doen zelden een beroep op hulpbronnen die hen in hun project zouden kunnen steunen. En dat terwijl vrouwen op andere domeinen net enorm bedreven zijn in het creëren van netwerken en het aangaan van relaties. Gelukkig wordt de toegevoegde waarde van ondernemingen die op een vrouwelijke manier geleid worden erkend door de begeleidende instanties: de initiatieven om vrouwelijke starters te helpen nemen dan ook toe, zeker in deze tijden waarin coaching, mentoring en praatgroepen hoogtij vieren. De term ‘mentor’ vindt trouwens zijn oorsprong in de Odysseus. Mentor, de vriend van Odysseus, is het mannelijke archetype dat niet bang is om nieuwe wegen te verkennen en de ongemakken die daarmee ge­paard gaan te overwinnen. Maar uiteindelijk was het de godin Athena was die zich verkleedde als wijze raadgever om de jonge Telemachus te begeleiden en te adviseren … Of ze nu vrouwelijk of mannelijk zijn, mentoren en coaches zijn er niet voor niks. Een gouden raad: isoleer jezelf niet en maak gebruik van de trajecten en mensen die bedoeld zijn om je te begeleiden. Weg met die mentale rem

(…)

Lees het volledige artikel in het meinummer van Psychologies.