Hoe zoek je balans als het leven niet altijd mals voor je is geweest? Je zet, zoals Meryl Streep het onlangs verwoordde op The Golden Globes, je lijden om in kunst. ‘Ik ben nog nooit zo diep gegaan’, zegt actrice Viviane De Muynck over haar rol in Sprakeloos, een must see voor iedereen die een moeder heeft.
Tekst Sigyn Elst – Foto’s Marleen Daniëls
‘De lokroep van het onbekende is sterk bij mij, en dat haalt je al eens uit evenwicht. Ik heb ook zo’n mededogen met de struikelende mens, want we proberen toch allemaal maar gewoon’
‘Het is op het 21ste’, klinkt het helder en duidelijk door de parlofoon. Ik bevind me in de hal van een appartementsgebouw voor een bord met wel vijftig belletjes. Bij eentje prijkt de naam die leidt naar de refuge van actrice Viviane De Muynck. Als de smalle lift zuchtend halt houdt op de 21ste verdieping wacht ze me op, stralende ogen, kordate pas richting keuken en een grote pot gemberthee met koekjes. Daags ervoor zag ik haar nog, hulpeloos, wegkwijnend in een ziekenhuisbed, vechtend tegen riemen die moeten verhinderen dat mensen zoals zij proberen weg te komen, enkel nog in staat om klanken uit te stoten. De Viviane De Muynck die ik op het witte doek zag, was Josée, het alter ego van de moeder van schrijver Tom Lanoye. Zijn autobiografische roman Sprakeloos, het monumentale moederboek uit 2009 waarin hij het verhaal vertelt van zijn moeder die na een beroerte haar spraakvermogen verliest en langzaam aftakelt, is verfilmd door Hilde Van Mieghem. De Muynck speelt de moeder, acteur Stany Crets de zoon.
Een straf boek verfilmen vergt moed, maar Van Mieghem waagde zich eraan omdat ze het verhaal te universeel vond om niet te vertellen. ‘En Hilde heeft dat schitterend gedaan’, zegt Viviane De Muynck. ‘Met zo’n jonge crew ook en de beperkte budgettaire middelen die ze maar had.’
De film is heel mooi geworden, maar ook erg zwaar.
Viviane De Muynck: ‘Ik zeg tegen iedereen: breng zakdoeken mee. Ikzelf moest er na de opnames ook van bekomen. Je bent op dat moment het gruwelbeeld dat niemand wil overkomen, afgetakeld en hulpeloos, vastgebonden in een ziekenhuisbed, terwijl je geliefden lijden maar tegelijk ook niet meer weten wat ze met je moeten doen. Ik heb het zelf ook meegemaakt met mijn moeder. Na een hersenbloeding kreeg ze medicatie en was het zoeken om de juiste middelen voor haar te vinden. Dan kom je op bezoek bij je mama, zit ze daar vastgebonden en vraagt je: “maak mij nu toch eens los”. Mijn moeder is gestorven toen ze 78 was, mijn vader is 92 jaar geworden. Ook hij werd in het ziekenhuis vastgebonden en zelfs meer, ze hebben hem op een zeker moment carrément naar de kelder gereden en hem daar een tijdlang geparkeerd. Ik heb daarna van iemand vernomen dat hij vroeg “wat doe ik hier, ik ben toch geen moordenaar?”. Als ik daaraan denk, voel ik nog altijd woede. Alleszins, mij zal dat niet gebeuren. Ik doe op tijd wat Hugo Claus heeft gedaan.’ (Schrijver Hugo Claus was de eerste bekende Vlaming die in 2008 openlijk voor euthanasie koos, nvdr).
Er zitten in Sprakeloos heel wat parallellen met je eigen leven. Bijvoorbeeld het amateurtheater dat voor Josée een belangrijk gegeven was in haar leven. Ook voor jou is het daar allemaal begonnen.
VDM: ‘Ik heb Secretariaat-Moderne talen gestudeerd en ben aanvankelijk gaan werken in een administratieve functie. Een collega van mij speelde amateurtoneel en vroeg me op zeker moment om eens mee te komen. Ik voelde meteen dat het iets voor mij was, maar in die tijd stapte je niet zomaar naar je ouders met de boodschap dat je graag nog wat wilde verder studeren. Dat wilde je die mensen niet aandoen. Ik werd directiesecretaresse, leerde mijn man kennen op het werk, we zijn getrouwd en kregen een zoon. Het zag er dus naar uit dat mijn leven heel anders zou lopen.
Ik bleef wel verbonden aan een amateurgezelschap en op een gegeven moment stond er in een recensie over een van onze voorstellingen dat ik “de Eddy Merckx van het amateurtheater” was. Ik wil niet dikkenekkerig overkomen, maar ik was gewoon goed, ik wist dat eigenlijk zelf ook. Je merkt dat je impact hebt op een publiek, dat er verbeelding hangt in de zaal. Van het een kwam het ander en op een dag was er een internationaal gebeuren rond amateurkunsten waaraan ik meedeed. De regisseur van ons stuk was Senne Rouffaer. Na de eerste repetitie kwam hij naar mij en zei: “Wat doe jij op een bureau? Jij moet naar het conservatorium.” Ik was toen 29 jaar en mijn man lag in het ziekenhuis, want er was bij hem een hersentumor vastgesteld. Kort daarop is hij overleden, na acht jaar huwelijk. Onze zoon was zes. Ik zat daar in mijn piepklein kantoortje met een houten bureau en een elektrische schrijfmachine en heb toen beslist dat ik dat niet voor de rest van mijn leven wilde doen. Ik voelde sterk aan dat als ik daar zou blijven zitten tot mijn 65ste, ik op een dag wakker zou worden met spijt omdat ik het niet had geprobeerd. Mijn moeder had iets gehuurd aan zee om er even tussenuit te zijn en daar heb ik aan mijn ouders verteld dat ik naar het conservatorium in Brussel wilde gaan. Ik zal nooit vergeten hoe mijn vader naar mijn moeder keek en toen weer naar mij en zei: “Als je vindt dat je dat moet doen, dan moet je dat doen. Wij zullen je helpen.” En dat hebben ze altijd gedaan.’
Je had een goede band met je ouders.
VDM: ‘Ik heb een heel prettige jeugd gehad, ja. Mijn vader is echt de enige mens die ik ooit heb gekend die volledig tevreden was met zijn plaats in de wereld. Hij was een harde werker en moest al vanaf zijn twaalf jaar met een stootkar elke dag naar de haven om daar hout op te halen. Die tevredenheid lag dus niet aan een droomjob of zo. Nee, het was gewoon zijn ingesteldheid. Hij hield ook enorm van de Schelde, heel zijn leven lang wilde hij die minstens een keer per week zien.’
Welke dromen hadden je ouders voor jou?
VDM: ‘Ik denk niet dat ze dromen hadden. Het was een andere generatie, ze hadden geen ambitieuze plannen voor mij. In dat opzicht waren ze meer in balans dan veel ouders nu, denk ik. Ze namen de dingen zoals ze kwamen, ze wilden niet per se het onderste uit de kan voor hun kinderen. Ze namen het leven zoals het komt.’
Een andere opvallende parallel tussen het leven van Josée en dat van jou is niet de moeder-zoonrelatie maar het drama van het verlies van een zoon. Hoe moeilijk was dat?
VDM: ‘Ik ben nog nooit zo diep gegaan. Ik heb ongeveer vijf weken in een hospitaalbed gelegen, al dan niet vastgebonden. Dat een hele dag uit jezelf moeten halen, is vreselijk. Ik ben ingestort omdat ik zo ver in mijn eigen hel moet gaan zoeken.
Zowel in Sprakeloos als in het derde seizoen van Professor T waarvan de opnames min of meer gelijktijdig liepen, heb ik een moeder-zoonrelatie moeten spelen die ik zelf niet meer heb. Mijn zoon was eenenveertig toen hij vier jaar geleden stierf. Ik heb ook goede vrienden en collega’s verloren aan ziekte terwijl ze nog jong waren, veel te jong. Het zwaarste van ouder worden is dat mensen rond je wegvallen. Het is normaal dat we schrik hebben van de dood, dat geldt voor iedereen. In mijn geval heb ik zelfs schrik voor de organisatie van mijn dood. Er is niemand die dat voor mij kan doen of die mijn wensen op dat moment zal kunnen verwoorden. Ik zal dat zelf moeten regelen, want er is niemand die voor mij zal kunnen beslissen: laat dat menske maar gaan.’
Hoe overleef je je kind? Wat kan troosten?
VDM: ‘Het is een rollercoaster. Ik ga daar elke avond mee slapen, word er ’s nachts van wakker, en sta er elke ochtend mee op.
(…)
Lees verder in de maart-editie van Psychologies, nu in de winkel.