Tuinieren maakt gelukkig
Houd je van tuinieren? Dan weet je dat je ervan opknapt. Ook wetenschappers bevestigen het gunstige psychologische effect van zaaien, wroeten en snoeien. Journalist Ans Vroom onderzoekt hoe dat werkt en hoe het zelfs een echte therapie kan zijn.
Tekst Ans Vroom
Wanneer mijn beperkte bewegingsvrijheid, het thuisonderwijs van mijn dochter of de deprimerende nieuwsberichten mij het afgelopen jaar te veel werden, was er maar één ding dat me onmiddellijk kalmeerde. Ik vluchtte naar mijn terras, haalde de potgrond boven en begon als een gek te wieden en te snoeien. Na amper enkele minuten met mijn vingers in de aarde voelde ik mijn ademhaling vertragen en de rust weerkeren in mijn hoofd. En ik was lang niet de enige die het afgelopen jaar nog meer dan anders van de frisse buitenlucht genoot. We gingen massaal op wandel en laafden ons meer dan ooit tevoren aan de schoonheid van de natuur. En daar bleef het niet bij. Steeds meer mensen ontdekken het plezier van tuinieren. Zelfs het kleinste balkon wordt dezer dagen omgetoverd tot een mini moestuin, geveltuinen en dakterrassen rijzen als paddenstoelen uit de grond. Als het aan mij ligt, mag iedere beschikbare centimeter gebruikt worden om te zaaien, planten en oogsten. Want ik ben al veel langer overtuigd van het deugdzame effect van de hobbytuin.
Groene oase
Er is weinig dat mijn hart sneller doet slaan dan de geur van verse aarde of pas gemaaid gras. Ik werd opgevoed door een familie van tuinliefhebbers. Mijn grootvader, een bioloog, was de meest toegeweide tuinier die ik ooit heb ontmoet, en hij gaf de groenmicrobe door aan zijn (klein)kinderen. Als jong meisje al leerde ik van mijn moeder viooltjes planten en hortensia’s verpotten, en kende ik de namen van alle verschillende bloemsoorten in het tuincentrum.
Toch kon ik als student niet aan de lokroep van de stad ontsnappen, en verhuisde ik op mijn twintigste naar een studentenkot in het centrum van Antwerpen. Ik herinner me dat de zoektocht naar een geschikte kamer lang aansleepte, want ik moest en zou een verdieping met een balkon vinden. Sindsdien ben ik nog verschillende keren verhuisd, maar telkens opnieuw koos ik voor een appartement met terras, of huis met een (stads)tuintje. En als dat er niet was, creëerde ik wel een groene oase op het dak of de vensterbanken. Ik kan me simpelweg niet voorstellen dat ik ergens zou wonen waar ik geen bloempot kan neerzetten.
Ik heb er nooit helemaal de – groene – vinger op kunnen leggen wat het juist was dat mij zo deed genieten van tuinieren, tot ik het boek Tuinieren voor de geest van de Britse psychiater en psychotherapeute Sue Stuart-Smith in handen kreeg. Zij wijdt zich al dertig jaar samen met haar man, de beroemde tuinontwerper Tom Stuart-Smith, aan het onderhoud van hun prachtige tuin op het Engelse platteland. In haar boek onderzoekt ze hoe het proces van crëeren en verzorgen, zaaien en oogsten onze innerlijke wereld beïnvloedt. Haar conclusies zijn op zijn minst baanbrekend te noemen. Zo toont ze aan hoe horticulturele therapie, tuinieren als remedie voor psychische problemen zoals verslaving, depressie en PTSS, ongelooflijke resultaten oplevert, en hoe helend het kan zijn voor de ziel om wekelijks enkele uurtjes in de aarde te wroeten.
Vuile handen
In haar boek haalt Stuart-Smith verschillende redenen aan als verklaring voor de heilzame werking van tuinieren. Daarvan ervaar ik zelf heel erg het “aardende” effect van de letterlijke aanraking met aarde, modder en mos. Verder is er de repetitieve en fysieke activiteit die mijn hoofd leegmaakt. Ook spelen er volgens Stuart-Smith nog andere, eerder chemische factoren mee. Zo zou de geur van vochtige aarde, “geosmine” genoemd, door de meeste mensen als prettig en rustgevend ervaren worden. Bovendien werd door neurowetenschappers bewezen dat ons serotonineniveau wordt beïnvloed door de in de grond aanwezige bacteriën. Laat tijdens het planten handschoenen dus zeker achterwege en wees niet bang om je handen vuil te maken. Je (mentale) gezondheid zal er wel bij varen. En laten we vooral niet vergeten dat tuinieren bij daglicht gebeurt, en dat ons lichaam zo de broodnodige hoeveelheid vitamine D absorbeert.