Tine Reymer: ‘Ik ben een perfectionist, op het neurotische af’
We hadden het al over je levendige droomwereld. Een paar keer per jaar bezoekt je overleden broer je in een droom. Biedt dat troost of rakelt dat het verdriet weer op?
TR: ‘Dat is dubbel. In een droom is alles heel realistisch, je denkt dat je hem kan vastpakken, iets zeggen … (krijgt krop in de keel) Sorry. Ik heb er jaren op een gewone manier over kunnen praten maar ik merk dat ik de laatste tijd weer snel geëmotioneerd ben. Daarom ga ik naar een therapeut. Ik voel dat hier nog een soort betonblok zit, een zwart gewicht, iets monsterlijks wat is blijven hangen en dat (maakt zwaar grommend geluid) doet. Ik heb het heel lang proberen te temmen, maar nu denk ik: dat moet eruit, dat is niet goed.’
Is er een Tine voor en een Tine na?
TR: ‘Absoluut. De Tine voor het ongeluk was naïef, haar dromen en ambities waren onbegrensd. Je denkt te weten waar je voor staat en wat je wilt of belangrijk vindt in het leven. Als er dan zoiets drastisch gebeurt, is het alsof de teller ineens weer op 0 staat, of op min zoveel. Je valt in duigen, letterlijk in stukjes uiteen. Je moet jezelf weer oprapen en bijeen puzzelen. Niks houdt nog steek. Het is een soort tweede realiteit geworden. De Tine van na het ongeluk is niet meer naïef. Alles komt goed? Nee, niet alles komt goed.
Het is veertien jaar geleden en ik ben nog altijd bezig om met de impact van dat gebeuren aan de slag te gaan, om het om te draaien tot iets constructiefs. Terwijl ik dat op zich een bullshitconcept vind. Toen het pas gebeurd was, zei een vrouw die haar eigen man aan kanker was verloren: “eigenlijk heb je ook een mooi cadeau gekregen”. Ik wou die op haar gezicht slaan! Het was ook geen aangekondigd afscheid, hop en weg, iemand van 22 jaar. Je blijft heel lang in een fysieke shocktoestand zitten, hoewel je dat zelf niet beseft. Nu zijn er mensen die mij op fysiek vlak helpen, maar ik ben daar veel te laat mee begonnen waardoor dat zwarte ding hier nog altijd zit. Dat is volgens mij de shock die zich heeft vastgezet. Je moet snel ingrijpen en voldoende aandacht geven, niet alleen aan het emotionele maar ook aan het fysieke.’
‘Verdriet verwerk je niet, je bewerkt het’, citeerde je ooit.
TR: ‘Dat doe ik ook, in mijn muziek. Slow Down van Billie King is het eerste liedje dat ik heb geschreven na het sterven van Lucas. Ik had schrik, want schrijven is je emotionele kraan openzetten. Ik dacht dat het nooit meer zou lukken. In In Dreams, op mijn laatste plaat, verwoord ik letterlijk hoe het was in het begin: overgeven van ellende, letterlijk de haren uit je hoofd trekken van onmacht, zoals in een Griekse tragedie.’
Lukt het je buiten je muziek om je zo bloot te geven?
TR: ‘Veel moeilijker. Ik zoek meestal een manier om die heftige gevoelens te kanaliseren richting muziek. Muziek is een heel fijne plek om te zijn, en levensnoodzakelijk voor mij. Ik vind het wel moeilijk om een vrolijk lied te schrijven. Dan verzin ik nog eerder een schrijnende situatie of ik vertrek van een beeld zoals in Breaking Bad, die scène waarin ze in een junkhuis terechtkomen en er zit een klein kleutertje onder de tafel, helemaal vuil. Dat beeld leverde een song op voor de nieuwe plaat. Ik zal dus eerder van zulke beelden vertrekken dan van een vrolijk huppelend, lieflijk meisje in de wei. Een aangeboren voorkeur voor mineurakkoorden, denk ik. En aangeboren melancholie.’
Na zes jaar in een strenge nonnenschool koos je voor kleinkunst aan de Studio Herman Teirlinck. Een openbaring?
TR: ‘Ik belandde letterlijk van het ene uiterste in het andere! In het eerste jaar kregen we les van Peter Gorissen, een extreem anarchistisch, vrijdenkend figuur. Die heeft mij een enorme vrijheid aangereikt na die strenge Latijn-Griekse scholing. De luikjes gingen niet langzaam open, dat was ineens bàf!’