Bij de therapeut: ‘Het lukt me niet om een vaste relatie uit te bouwen’

Is therapie nodig of niet? Elke maand probeert een van onze lezers een antwoord te vinden op die vraag via een gesprek met psychiater en psychoanalyticus Robert Neuburger.

Deze maand: Lola (30).

Tekst Aude Mérieux – Foto’s Bruno Levy

 

‘Ik vraag me af of je je partners niet wat verwart met je broer’ Robert Neuburger

 

Lola: Ik ben dertig, maar ik heb nog nooit een vaste relatie gehad – of heb toch nog nooit het gevoel gehad dat ik in een vaste relatie zat. Ik vraag me dus af of ik wel weet hoe dat moet. Hoe doen anderen dat?

Robert Neuburger: De beslissing nemen om een vaste relatie te beginnen?

L: Ja, of zelfs niet eens om die beslissing te nemen, maar om gewoon een vaste relatie te hebben.

RN: Een relatie aangaan is een beslissing die je neemt. Je kan met iemand daten, wat nog niet betekent dat je een vaste relatie hebt. Maar je voelt dus niet de behoefte om die beslissing te nemen?

L: Toch wel, die behoefte is er wel. Meestal is het de ander die er niet zoveel zin in heeft. Ik lijk alleen maar mannen aan te trekken die niet beschikbaar zijn, of die zich niet willen binden. Ik heb het allemaal meegemaakt: een getrouwde man, iemand die pas single was en die nog niet klaar was voor iets serieus en zelfs een jongen die van de ene dag op de andere verdween. Er is altijd iets.

RN: Blijf je af en toe wat langer hangen bij iemand?

L: Twee, drie maanden soms. Maar dan nog met tussenperiodes, niet aan één stuk door.

RN: De partner die met de noorderzon verdween, heeft die nooit uitgelegd waarom hij van de ene dag op de andere is vertrokken?

L: Nee. Ik veronderstel dat hij iemand anders had, maar dat hij heeft het me nooit gezegd.

RN: Heb je soms verschillende relaties tegelijk?

L: (lacht) Ik vind het al moeilijk genoeg om één relatie te hebben, laat staan twee of drie! Ik moet ook wel toegeven dat ik niet snel onder de indruk ben van iemand.

RN: Hoe moet een man zijn om indruk te maken op jou?

L: Hij moet behoorlijk intelligent zijn. Dat is een eerste criterium waardoor al heel wat mannen afvallen. En hij moet gepassioneerd zijn door iets, een sterke persoonlijkheid hebben. Ik heb al geprobeerd om me open te stellen voor andere types, maar ik verveel me snel.

RN: Eigenlijk weet je dus goed wat je wilt?

L: Niet echt, want het moet liefde op het eerste gezicht zijn.

RN: Hoe zit het met je familie?

L: Mijn ouders leven nog en ik heb een oudere broer die in het buitenland werkt. We komen allemaal vrij goed overeen. Ik denk dat mijn ouders zich wel afvragen hoe het komt dat ik nog nooit een vriendje heb meegebracht. Ze hebben me zelfs al gevraagd of ik misschien lesbisch ben! (lacht)

RN: Maak je soms gebruik van datingsites?

L: Ik heb het eens geprobeerd maar ik raakte er snel op uitgekeken. Het is een beetje de supermarkt van de wanhoop. (lacht)

RN: Het is vandaag ook niet zo gemakkelijk om in contact te komen met anderen.

L: Absoluut. Als studente heb ik wel heel veel mensen ontmoet, en ik heb in de media gewerkt …

RN: Heb je het gevoel dat je gewoon pech hebt, of denk je dat je persoonlijkheid daar voor iets tussen zit?

L: Beide. Ik weet niet of mannen zich snel aangetrokken voelen tot mij. Ik ben hyperactief, en dat kan ik niet goed wegsteken. Ik straal ook geen zachtheid uit. En op mijn leeftijd zijn de meeste mannen intussen bezet. Maar los daarvan vraag ik me toch af hoe het komt dat ik nog nooit iets serieus heb gehad met iemand.

RN: Ooit problemen gehad op seksueel vlak?

L: Op een bepaald moment voelde ik wat tegenzin voor alles wat met seks te maken had, maar uiteindelijk is dat goed gekomen.

RN: Wanneer had je je eerste vriendje?

L: Pas laat. Op mijn twintigste. Daarvoor was ik braaf en lelijk, en dus nam ik me maar voor om grappig te zijn. In het middelbaar was ik altijd te dik of te mager. Ik had ook een beugel. Een lastige puberteit dus. Ik was niet mooi en jongens waren niet geïnteresseerd in mij.

RN: Misschien was je ook wat bang voor hen. Verdikken en je lelijk maken is een manier om je te beschermen.

L: Op dat vlak gaat het nu beter. Ik blijf wel dikwijls thuis. Ik heb vrienden, maar ik ga minder vaak op stap dan vroeger. Ik heb het gevoel dat ik me aan het opsluiten ben. Mijn vrienden beginnen al grapjes te maken over mijn kluizenaarsbestaan. Soms verzin ik zelfs affaires om niet zo saai te lijken.

RN: Wat doe je naast je job?

L: Ik ben opnieuw beginnen dansen, en ik speel muziek in een groep. Dat doet me deugd. Op je dertigste ’s avonds alleen zitten, daar word je niet vrolijker van.

RN: Heb je geen vriendinnen om mee op te trekken?

L: Ja, maar ze zijn allemaal getrouwd. En met de singles praten we over niks anders dan over mannen. Ik heb soms het gevoel dat we een echt cliché zijn. Vrouwen die sporten, die een mooi appartement hebben, een fijne job, maar ’s avonds alleen zitten. Ik heb geen zin om zo te worden, maar ik ben wel goed op weg … Op mijn werk heeft iedereen een relatie. Volgende zomer zijn er heel veel trouwfeesten gepland. Ik voel me omsingeld door koppels. Ik word precies alleen maar cynischer en agressiever.

RN: Je hebt gelijk dat je uit die situatie probeert te geraken, want humor heeft zijn grenzen. Het kan een manier zijn om je hoofd boven water te houden. Schrijf je niet?

L: Nee, ik heb het te druk met mijn werk. Ik zou eigenlijk een andere job moeten zoeken, om in een positievere spiraal te geraken.

RN: Heb je de indruk dat bepaalde patronen telkens terugkeren in je liefdesleven?

L: Absoluut. Het heeft bijvoorbeeld heel lang geduurd voor ik de jongen kon vergeten die van de ene dag op de andere verdween. Ik wou het begrijpen. Twee jaar later ben ik verliefd geworden op een man die niet vrij was. Die verliefdheid is begonnen met een coup de foudre, van beide kanten. De relatie is platonisch gebleven, maar ik heb er alles aan gedaan om hem te overtuigen om zijn vrouw te verlaten. Vier jaar heb ik op hem gewacht. Al die tijd had ik geen oog voor andere mannen. En zo kan ik nog wel een paar verhalen vertellen.

RN: Als ik het goed begrijp, gaat het telkens om een situatie die je voor een flinke uitdaging plaatst.

L: Ja, dat klopt wel, ik geef niet snel op.

RN: Eigenlijk vind je het heel moeilijk om dingen los te laten. Iemand anders had het waarschijnlijk geen vier jaar uitgehouden.

L: Ja, en dat geldt ook in voor andere domeinen. Ik bijt me vast in iets en laat niet meer los. Dat heeft misschien te maken met mijn moeder, die me altijd dingen inprentte als ‘ik ben sterk’ of ‘ik ben zelfstandig’. ’s Avonds wanneer ik ging slapen herhaalde ik die zinnen als een soort mantra. Dat heeft me op bepaalde vlakken wel geholpen, maar niet in mijn liefdesleven blijkbaar.

RN::Dat strijdlustige kan je inderdaad parten spelen. Opgeven lijkt niet in je woordenboek te staan. En toch is het belangrijk om af en toe dingen los te laten, anders blijf je jarenlang in de greep van iets of iemand. Ik vraag me ook af of je partners niet wat verwart met je broer. Je koestert veel bewondering voor je broer.

L: Ja, en ook voor mijn vader. Hij is een bekend politicus. Ik heb voorbeelden meegekregen van heel sterke mannen.

RN: Het is een voorrecht om op te groeien met dat soort mensen, maar het kan de dingen ook bemoeilijken wanneer je eigen leven wilt uitbouwen. Eigenlijk heb ik de indruk dat je niet zo’n duidelijk beeld hebt van de man met wie je je leven wilt delen.

L: Dat is inderdaad een groot vraagteken voor mij.

RN: Dat, plus je probleem om los te laten: dat zijn volgens mij twee goede redenen om in therapie te gaan. Praten met een psychiater zal je meer deugd doen dan in een hoekje zitten kniezen, jezelf verwijten maken en denken dat je niet mooi genoeg bent, want je hebt duidelijk heel veel kwaliteiten.

 

Een maand later

Lola: ‘Een uur lang praten over jezelf, over intieme onderwerpen, dat vind ik niet gemakkelijk. En dan begin ik te veel te praten, waardoor ik de sessie pas op het einde interessant begon te vinden. Ik ben wel naar huis gegaan met een heel goed gevoel. In het begin twijfelde ik of ik een therapeut zou contacteren om de therapie verder te zetten, maar intussen ben ik vastbesloten om dat te doen.’

Robert Neuburger: ‘Hoe bouw je je eigen leven uit, hoe ga je een relatie aan, hoe blijf je trouw aan iemand die alles bij elkaar genomen altijd een vreemde zal blijven wanneer je een geïdealiseerd beeld hebt van je familie? Dat zijn de vragen die aan de orde zijn bij Lola. We hebben het al vaker gehad over de problemen die ontstaan als je veel kritiek kreeg van je ouders. Maar heel af en toe gebeurt het ook dat je je moet losmaken van ouders die je ervaren hebt als uitzonderlijke mensen. En dat is niet minder moeilijk. Toch moeten haar vader en broer ook hun gebreken hebben. Dat is het moeilijke voor Lola: ze moet haar geïdealiseerd beeld opgeven, haar dromen dus. Dat is een zwaar en soms pijnlijk proces.’