Pedestal

In mijn mailbox zit een boos bericht. Van iemand die ik niet ken. Al heb ik haar wel eens ontmoet. In een winkel, waar zij achter de kassa werkte. ‘Oh!’, riep ze uit toen ze me zag en ze liep rood aan. ‘Ik ben uw grootste fan!’ Ze las mijn columns. Mijn boeken. Of ze een handtekening mocht? Ik gaf er een, maar dacht: ‘Wat kan je daar nu mee. Een document vervalsen?’ Op zulke momenten voel ik mij ongemakkelijk. Ik wil niet op een voetstuk geplaatst worden. Sowieso donder je daar vroeg of laat toch af. Als iemand met me dweept wil ik eigenlijk vlug weglopen. Maar als je dan niet glimlachend doet wat er van je verlangd wordt, heet je plots arrogant. Bewondering is een kooi.

Er veranderde een en ander toen ik voor een veelgelezen krant ging schrijven, maar sinds mijn bestseller Leven zonder filter zijn er pas echt fans opgedoken. Rijen aan mijn signeertafel op de boekenbeurs, een bomvolle mailbox, aangesproken worden op straat. Niet alleen door fans. Regelmatig door mensen die me niet verheerlijken maar die mijn boek hebben gelezen en daar veel aan hebben. Dat doet me plezier. Helaas zijn er ook die types die iets van me maken dat ik niet ben: een of ander supermens waarmee ze zichzelf vergelijken, waarnaast ze zich kleiner wanen. Soms gaan ze zelfs huilen en trillen, als bij een rockster. Dan denk ik: ‘Waarom toch, ik ben het maar! Ik ga naar de wc, net als jij.’

Ik open het boze bericht. De kassière neemt me kwalijk dat ik in columns over mezelf schrijf. ‘Je bent verwaand’, verwijt ze me. ‘Wij noemen dat het Bekende-Vlaming-syndroom.’ Ik weet niet wie ‘wij’ zijn maar het klinkt alsof er ergens een geheime vergadering heeft plaatsgevonden met minstens twee wezens die mij niet (meer) mogen. ‘Je visie op de actualiteit lees ik graag’, schrijft ze. ‘Maar jouw persoonlijk leven interesseert me totaal niet.’ Jammer, komt daar nog achter. Met een treurige smiley. Ik heb haar teleurgesteld. Ben van die pedestal gevallen.

Even overweeg ik een antwoord. Ik kan schrijven dat haar bericht me niet boeit omdat het te veel over haar gaat. Met een knipoog-smiley, want het is natuurlijk een grapje. Ik kan uitleggen dat mijn hoofdredacteur me jaren geleden vroeg om in de krant over de actualiteit te schrijven en in de weekendbijlage over mezelf. Dat dat mijn job is, en ik haar ook niet kwalijk neem dat ze geen tuinman is. Ik kan suggereren dat ze, indien zij me niet graag leest, in plaats daarvan haar favoriete hobby kan gaan uitoefenen. Ik kan vragen of ze dan alleen in zichzelf geïnteresseerd is. Of deemoedig opbiechten dat ik mezelf als vertrekpunt gebruik voor onderwerpen waarin anderen zich herkennen en bewust geen imago hooghoud maar me toon zoals ik ben, omdat het hen deugd kan doen te merken dat ze niet de enige zijn. Maar dan begrijp ik: ik hoef mezelf niet te verantwoorden. Het enige wat ik hieruit leer, is dat deze mevrouw mijn pijnpunt heeft geraakt. Ik ben bang om een egoïst te zijn. Dat maakte mij in het verleden al manipuleerbaar. Men schakelde mij regelmatig in om wensen te vervullen. Maakte gebruik van mijn onzekerheid en schuldgevoel. Terwijl ik intussen aan den lijve heb ondervonden dat er ook zoiets bestaat als positief egoïsme: alleen wie voldoende voor zichzelf zorgt, kan genoeg aan anderen blijven geven.

Dan komt er nog een bericht binnen. Weer een onbekende. ‘Wat een fantastisch herkenbare column’, schrijft ze. ‘Veel aan gehad.’ En zo gaat dat elke keer: er zijn evenveel meningen als mensen. Wat ze vinden zegt vaak meer over hen dan over mij. Ik kan maar best mijn eigen visie blijven volgen.

Acteur, cartooniste, lifecoach Fleur van Groningen (35) laat zich nieten één hokje vangen. Hier schrijft ze over alles wat haar hoofd, hart en psyche beroert.