Paul Verhaeghe: ‘We zijn vervreemd van ons eigen lichaam’

‘We hebben de rechten van het individu opgeëist. Dat is een goede zaak, maar de slinger is weer te ver doorgeslagen. Er is eenzaamheid ontstaan. Mensen staan in concurrentie tot elkaar en tot zichzelf.’ – Paul Verhaeghe

Wat zijn dan de kenmerken van onze huidige maatschappij die invloed hebben op onze verhouding tot onszelf?

PV: ‘Drie kenmerken – concurrentie, versnelling en vervreemding – komen hier samen. Vroeger had je competitie en concurrentie op de werkvloer, maar dat neemt toe ten nadele van het sociale en het heeft zich uitgebreid naar onze identiteit, naar wie wij zijn.

Dan is er de versnelling, van de laatste honderd jaar, die ook steeds sneller gaat. Het viel me bijvoorbeeld op dat de redacteur van mijn boek veel komma’s had geschrapt in mijn manuscript, wat een soort pauzes zijn bij het lezen. Dat is een idioot detail, maar geeft iets aan van de versnelling. We eten sneller, we stappen sneller, … Het digitale hoort daarbij maar is er geen oorzaak van. Alles wordt intenser.

Ten slotte is er de vervreemding. We halen onze identiteit uit beelden en woorden die ons voorgehouden worden in onze omgeving. Dat begint al bij kinderen: kinderen bouwen hun identiteit op met beelden die zij aangeboden krijgen. Die kunnen congruent zijn met wat het kind zelf ervaart of niet. Als ze congruent zijn, zijn de beelden niet vervreemdend en geven ze de jongvolwassene een kans om beter om te gaan met wat hij ervaart. Als dat niet congruent is, is dat problematisch. Een kleuter van een jaar of vier is ’s avonds heel druk en onhandelbaar. De ouder kan zeggen: je bent moe, je moet naar je bedje. Of: je hebt weer last van je ADHD, we gaan je medicatie verhogen. Het eerste is congruent, het tweede incongruent. Kinderen die systematisch incongruente spiegelingen krijgen, krijgen problemen zoals persoonlijkheidsstoornissen.’

Hebben we ook als volwassenen last van die incongruentie?

PV: ‘Hetzelfde mechanisme hebben ook wij in de maatschappij met beelden en woorden die ons voorgehouden worden. Sluiten die beelden en woorden aan bij onze mogelijkheden, onze ervaring, of niet? We zijn sterk onderhevig aan maatschappelijke vervreemding en we beseffen het niet. Dat heeft te maken met de beeldcultuur waarin we leven en die ons een aantal idealen voorschotelt. Beelden werken in tegenstelling tot woorden op een onbewust niveau en hebben sowieso effect. Er zijn tragische voorbeelden. Jonge meisjes en vrouwen moeten beantwoorden aan schoonheidsidealen. Anorexia kennen we allemaal wel, maar momenteel zitten vaginale correcties in de lift, om te beantwoorden aan de idealen uit de porno-industrie. We kunnen keuzes maken, maar als bepaalde beelden in onze maatschappij dwingend worden, spreken we over een vervreemding.’

Waar kunnen we hoop uit putten?

PV: ‘We leven in het paradijs, dat meen ik. We hebben nog nooit de kans gehad om het zo goed te hebben, maar we moeten er wel bewust van worden en ervoor kiezen. Mijn beide grootouders, en dan keer ik terug naar het interbellum, zaten ook in een mallemolen maar hadden geen enkele keuze om er uit te stappen. Wij hebben ontzettend veel keuze, we hebben nog nooit zo veel keuzemogelijkheden gehad. ‘Ik heb geen keuze,’ hoor ik mensen vaak zeggen. Dan denk ik: mijn grootouders hadden geen keuze.’

Keuze vraagt verantwoordelijkheid.

PV: ‘Je kan bezwaarlijk het ene hebben zonder het andere. Ik zie wel vaak dat mensen die een bewuste keuze maken zich veel gelukkiger voelen. Mensen die zeggen dat ze in een mallemolen zitten en zeggen geen keuze te hebben, daarbij gaat het van kwaad naar erger.’

Wat kunnen we voor onze kinderen en kleinkinderen doen zodat zij zich goed kunnen verhouden tot zichzelf, in een breed maatschappelijk perspectief?
PV: 
‘We moeten weg van een maatschappij waar alles op het conto van het individu geschreven wordt. Dat is ziekmakend. In sommige bedrijven komt bijvoorbeeld veel meer burn-out voor. Dan is er duidelijk in het bedrijf iets aan de hand, maar wat doet men? Men blijft individuen behandelen. Dat klopt niet, we moeten structureel denken en daar hebben we een opdracht voor onze kinderen en kleinkinderen. Ik ben hoopvol omdat er veel zaken aan het veranderen zijn en mensen zich ervan bewust worden dat het zo niet verder kan. De cijfers zijn vrij duidelijk en volgens de WHO is depressie wereldwijd ziekte nummer één aan het worden. De WHO zegt dat de oorzaken daarvan maatschappelijk zijn, niet zozeer biologisch. Daar moeten we iets aan doen.’