Paul Verhaeghe: ‘We zijn vervreemd van ons eigen lichaam’
Je kan geen intieme verhouding aangaan met een ander, als je geen goede intieme verhouding hebt tot jezelf, zegt psycholoog Paul Verhaeghe, hoogleraar aan de universiteit van Gent, in zijn laatste boek Intimiteit. Jammer genoeg is die band met onszelf en ons lichaam gehavend, door stress, een gevoel van ‘nooit genoeg te zijn’ en de vervreemding die dat met zich meebrengt. Je hiervan bewust worden is een eerste stap.
Tekst: Hade Wouters – Foto’s: Marleen Daniëls
‘We gaan in concurrentie met anderen én met onszelf, door ideaalbeelden die ons voorgehouden worden. We zijn ‘nooit goed genoeg’, dat is een nieuwe vorm van vervreemding’
‘Als professor doceer ik klinische psychodiagnostiek, dus psychiatrische psychodiagnostiek’, legt Paul Verhaeghe uit, als ik hem vraag hoe zijn laatste boek is ontstaan. ‘Rond 2000 moest ik vaststellen dat persoonlijkheidsstoornissen overal opdoken. Het leek wel een epidemie. Op de keper beschouwd zijn persoonlijkheidsstoornissen identiteitsstoornissen, dus moest ik wel de vraag stellen hoe het komt dat onze persoonlijkheid, onze identiteit, zo massaal verstoord wordt. Dat moest te maken hebben met een aantal maatschappelijke veranderingen, dat kon niet anders.’
Van daaruit ontstond zijn boek Identiteit, waarin hij beschreef hoe identiteit de verkeerde richting uitgaat in een veranderde maatschappij. Verhaeghe: ‘Ik beschrijf identiteit als een geheel van vier verhoudingen, niet als een combinatie van karaktertrekken. Het gaat om de verhouding tot ons spiegelbeeld, tot de autoriteit, tot de seksuele andere, wat ik beschreven heb in het boek Liefde in tijden van eenzaamheid, en tenslotte de verhouding tot onszelf. Het boek Intimiteit is het sluitstuk van de reeks, waarin ik het fundament bespreek, de verhouding tot ons eigen lichaam en onszelf. Als die verhouding niet goed zit en we letterlijk niet goed in ons vel zitten, wordt het zeer moeilijk om de verhouding aan te gaan tot iemand anders. Vervreemding is een van de sleutelconcepten in dit boek, we zijn vervreemd van ons eigen lichaam.’
Op welke manier zie je dit terug in je praktijk?
Paul Verhaeghe: ‘Op vijftig jaar tijd is er een serieuze verschuiving gebeurd. Mensen waren vroeger vaak in conflict met zichzelf, omdat ze opgegroeid waren in een maatschappij waar een duidelijk verbod aanwezig was, onder andere op lichamelijkheid en seksualiteit. Het lichaam werd als slecht beschouwd, erotiek was slecht, het lichaam moest aan banden gelegd worden. In therapie moesten mensen het slechte in zichzelf ontdekken en verbeteren, het op een of andere manier oplossen. Het conflict stond dus centraal.
In de consultatiekamer zie ik nu de verschuiving naar “het is nooit genoeg”. We hebben nooit het beste lichaam, nooit de beste partner, nooit de beste job, we beantwoorden nooit genoeg aan de benchmarks van onze job, het moet allemaal meer zijn. Het ‘nooit genoeg’ betekent dat we in concurrentie moeten gaan, zelfs met onszelf, door spiegelbeelden en ideaalbeelden die ons voorgehouden worden. Het ‘nooit goed genoeg’ is een nieuwe vorm van vervreemding.’
Intimiteit gaat dus niet over seksualiteit in dit boek, hoewel seksualiteit wel een thema is waar vaak naar verwezen wordt en van waaruit je voorbeelden geeft.
PV: ‘Er is een nauwe koppeling tussen intimiteit en seksualiteit, maar het is geen synoniem. Je kan seks hebben zonder dat het intiem wordt en je kan intiem zijn met iemand zonder dat het seks is.
Intimiteit heeft wel te maken met lichamelijkheid. Die koppeling is vrij duidelijk. Seksualiteit kan intimiteit overigens ook in de weg staan, dat hoor ik vaak in de consultatiekamer, wat heel anders is dan pakweg twee generaties geleden. Veel mensen geven aan dat ze wel aan hun trekken komen seksueel, maar dat het ontbreekt aan intimiteit. Het mislukken op het vlak van de intimiteit kan een oorzaak hebben binnen het koppel, maar de basis voor een intieme verhouding zit in eerste instantie in onszelf, in de verhouding tot ons eigen lichaam. Als dat goed zit, heb je een stevige basis om een intieme verhouding met de ander aan te gaan. Als dat slecht zit, wordt het wel zeer moeilijk. Vandaar dat ik in dit boek nog veel aandacht besteed aan de verhouding tussen onszelf en ons lichaam. Pas in het laatste deel besteed ik aandacht aan de liefdesverhouding.’