Op jezelf en toch verbonden
In deze individualistische tijden staat me, myself and I voorop. Mijn zelfverwezenlijking voor alles, desnoods zonder mijn partner, ouders of gezin – of zo lijkt het toch. En toch snakken we in al die bravoure toch naar een veilige cocon, een clan waarin we ons geborgen kunnen voelen. En dat is maar zo logisch, zeggen contextuele therapeuten Annie Nuyts en Lieve Sels. ‘Het is pas als we ons verbonden weten met de groep, dat we ook echt vrij kunnen zijn.’
Tekst Anne Wislez – Foto Shutterstock
Hoe tegenstrijdig lijkt het leven soms. We leven in erg individualistische tijden waarin we ons vooral op onszelf richten, en tegelijk zijn we ontzettend bang voor eenzaamheid. We willen zo graag uniek en onafhankelijk zijn, en toch doen we mee aan massagedrag omdat we niet uit de groep willen vallen. ’s Avonds na een drukke dag twijfelen we tussen ingaan op die uitnodiging voor een feestje waar iedereen naartoe gaat, en ons asociaal onder een dekentje opkrullen op de bank. Ook tijdens de feestdagen zitten we in dubio: ergens snakken we in die donkere dagen naar een clan, een cocon waar we in thuis horen, en tegelijk bekruipt ons het verlangen om te ontsnappen aan al dat familiegedoe. Om dan uiteindelijk op het moment suprême toch maar te gaan, want alleen zijn met kerst, is dat niet het toppunt van zieligheid? ‘We willen deel uitmaken van grotere gehelen en tegelijk streven we naar onafhankelijkheid’, vat psycholoog Paul Verhaeghe het samen in zijn boek Identiteit. ‘Onze identiteit is steeds een spanningsveld tussen samenvallen met en afstand nemen van de ander.’ In die dualiteit vragen we ons af waar we het best thuishoren. In de eigenheid van onszelf of in de geborgenheid van de clan?