Not fair
Als ik bij de opvang kom, hebben ze daar de slappe lach. Blijkbaar om iets wat mijn zoon gezegd heeft. Ze hadden hem ’s middags gevraagd of hij gestampte muisjes op zijn brood wilde en hij had beleefd en rustig geantwoord: ‘Nee, want wij eten geen dode dieren’. Ik fiets naar huis met hem en moet erom gniffelen. De man ook, als ik het hem vertel. Stel je voor, zeg ik, dat de zoon denkt dat wij hem toevertrouwen aan mensen die muisjes fijnstampen om op brood te doen.
Als de kinderen in de tuin spelen, kijk ik toe met een kopje koffie. Muisjes fijnstampen om op brood te smeren vinden we niet normaal. Maar ik durf amper tegen mijn kinderen te vertellen wat we allemaal wel normaal vinden in deze wereld. Kalfjes bij hun moeder weghalen zodat wij de melk kunnen gebruiken en zij alleen in een hok aan de fles moeten. Kuikentjes verdrinken omdat het haantjes zijn. Kippen in sneltempo laten vetmesten in kleine kooitjes omdat wij goedkoop willen eten. Bossen kappen voor het gemak van de industrie. Chauffeurs die dronken een kind doodrijden, een straf geven die niet in verhouding staat tot de never ending pijn van de ouders. Kledingstukken kopen voor een paar euro die door kinderen aan de andere kant van de wereld zijn vervaardigd in oncomfortabele omstandigheden, om met een understatement te spreken. Mannen, vrouwen en kinderen die in gammele bootjes hun land verlaten omdat het daar niet veilig is, nog een understatement. Maar ook: een berg cadeautjes bij steeds gekker wordende verjaardagsfeestjes met clowns of dure uitstapjes. Een gestoord iemand die de baas mag spelen over een groot stuk van de wereld. Drie keer per jaar met het vliegtuig op reis, ook al weten we dat het onze wereld kapotmaakt. Werken tot we opgebrand zijn. Topsalarissen voor voetballers en hongerloontjes voor verzorgenden. Plastic soep in de oceaan. Vrije meningsuiting die dwars doorheen de gevoelens van mensen mag snijden. Terrorismedreiging. Urenlange files omdat iedereen alleen in zijn auto wil zitten. Ziek naar het werk gaan omdat je je niet veilig genoeg voelt om afwezig te zijn. Dat ons leven korter wordt door de vervuilde lucht die we inademen. Dat sommige mensen geen werk of huurhuis kunnen vinden omwille van hun huidskleur. Mijn koffie smaakt plots bitter. Is die trouwens wel fair trade?
Ik kijk naar de kinderen in de tuin. Ze spelen in hun veilige wereld. Straks krijgen ze een vegetarische maaltijd voorgeschoteld, worden ze gewassen met schoon water en gaan ze hun zachte bedjes in, met de zekerheid dat hun ouders er morgenvroeg zullen zijn, dat ze ontbijt zullen krijgen en naar school kunnen.
Ik was een linksige puber. We schreven brieven voor Amnesty International, deden vrijwilligerswerk en probeerden het afval op school te scheiden en te verminderen. ‘Een andere wereld is mogelijk!’, was de slogan die door mijn puberteit dreunde. Een. Andere. Wereld. Is. Mogelijk. Toen een rotsvast geloof, nu een levensgrote hoop. Voor die kleintjes, die daar nietsvermoedend en onbezorgd in de tuin spelen. Opgelucht dat het niet waar is, dat grote mensen muisjes stampen voor op de boterham.
Hade Wouters is mama van twee zonen en adviseur in een onderwijsorganisatie