Mogen we nog rustig eten, alsjeblief?
Suiker, melk, vlees … er zijn weinig etenswaren die niet ter discussie staan. Waar voeding vroeger gewoon iets was wat je in je mond stak, is het nu stof tot nadenken. Er bereikt ons zoveel eetlustverstorende informatie dat we op den duur niks meer zouden durven slikken. Maar is die eetstress wel gezond? Of wordt het tijd dat we weer rustig leren genieten van wat de pot schaft?
Tekst Anne Wislez & Christine Baudry – Illustratie Eugenia Loli
Het is maar dat je het weet: van salami word je ziek. Of tenminste, dat is het nieuws dat ongevraagd in ons bord viel toen het Internationaal Onderzoekscentrum voor Kanker, een departement van de Wereldgezondheidsorganisatie, ergens eind vorig jaar bewerkt vlees (zoals charcuterie dus) als ‘kankerverwekkend’ klasseerde en rood vlees als ‘waarschijnlijk’ van dattum. Diezelfde maand alarmeerde een Amerikaans onderzoek de Franse media over het gevaar om ‘verslaafd’ te zijn aan kaas. In Parijs stelde iemand zelfs de vraag of een sneetje brie op de boterham leggen dan op hetzelfde neerkwam als een lijntje coke snuiven. In januari beschuldigde een Japans onderzoek onze goeie ouwe aardappel er dan weer van bij te dragen aan diabetes type 2. Vorige zomer was het suiker die het moest ontgelden. En daarvoor waren het polemieken rond zout, vetten, melk, gluten en zetmeel die onze eetlust verstoorden. Is eten gevaarlijk geworden? Het is in ieder geval een complex thema geworden. En niet het minst omdat we om de oren geslagen worden met informatie, die lang niet altijd eenduidig is.
Boter of geen boter?
Een voorbeeld: de discussie rond vetten. Eerst werden we aangezet om boter in te ruilen voor margarine, omdat dierlijke vetten slecht zouden zijn voor onze cholesterol. Tot onderzoekers erachter kwamen dat het industriële verwerkingsproces die margarines opzadelde met vervelende transvetten. Maar net nu margarine weer gezonder gemaakt is, herinneren voedingsdeskundigen ons eraan dat echte boter toch wel een belangrijke bron blijft van vitamine A – onontbeerlijk voor huid en ogen. De laatste jaren tonen studies ook aan dat boter geconjugeerde vetzuren bevat, die kankerbestrijdend zouden kunnen zijn en … het cholesterolgehalte juist zouden kunnen helpen dalen. Conclusie: allemaal aan de boter! Al die berichten zijn op zich correct – en tegelijk spreken ze elkaar tegen. Wat moéten we daarmee? Een ding is duidelijk: we zijn gepassioneerd door voeding, en dat heeft zijn redenen. ‘Behalve de lucht die we inademen is voeding de belangrijkste bron van verbinding tussen het ecosysteem buiten en binnen ons organisme’, legt socioloog Claude Fischler uit, expert in de verwerking van voeding en onderzoeksdirecteur van het Franse Wetenschappelijke Onderzoekscentrum, CNRS. ‘Vandaar het adagium dat je bent wat je eet en dat je daarom ook op je hoede moet zijn voor wat je in je mond steekt.’ In eerste instantie was dat een kwestie van overleven. Als alleseter heeft de mens geleerd om giftige van eetbare vruchten te onderscheiden, hoe voedsel te bewaren en waaraan hij kan merken dat iets bedorven is. Het is trouwens niet voor het eerst dat we ons ernstige vragen stellen bij onze voeding. De geschiedenis is gekenmerkt door periodes van grote bezorgdheid rond eten: herinner je de moederkoornschimmel die parasiteerde op rogge en hallucinaties zou veroorzaken, de angst om jezelf te vergiftigen met blikvoeding met botulisme, dioxinekippen …