Meyrem Almaci: ‘Ik ben een brugpersoon en dat is soms eenzaam’
Wat doe jij als je voelt dat bepaalde woorden hard aankomen?
MA: ‘Ik ga dan herbronnen en me focussen op dingen waar ik wel energie uit haal. Ik heb goeie vrienden en een hechte familie. Bij hen zijn helpt enorm om te relativeren. Het hardst zijn wel een aantal herinneringen uit mijn kindertijd, het is toen dat ik eelt op mijn ziel heb gekweekt. Toen liet ik mij wel nog intimideren door een gemene opmerking.’
Voel je je soms eenzaam?
MA: ‘Het feit dat ik al heel mijn leven een brugfiguur ben, eerst tegen wil en dank, later uit volle overtuiging, kan me soms eenzaam en vermoeid doen voelen. Het lijkt dan alsof ik al jaren midden op de brug sta met op elke oever een groep mensen die niet durven oversteken. Ik zie de groepen op elke oever zo ontzettend graag en zou zo hard willen dat ze samenkomen, dat er toenadering is. Soms voel ik me daarin alleen. Dat is in de donkerste uren, zeg maar. Maar het feit dat de bruggen er al liggen maakt het verkeer wel mogelijk en dat stemt me dan weer optimistisch. Sommige mensen durven de moeilijke cols al te nemen en kunnen zo genieten van een prachtig uitzicht. Wie angstig op de eigen oever blijft zitten, mist veel.’
Een groot verdriet is het vroege overlijden van je vader. Wat had je hem nog willen vertellen of van hem willen horen?
MA: ‘Ik had hem zo graag kunnen vertellen dat het allemaal goed is gekomen. Dat hij het resultaat had kunnen zien van al zijn opofferingen en met een gerust hart had kunnen gaan. Op het moment dat hij stierf, was ik 23 en studeerde ik nog aan de universiteit. Het voelde voor mij aan alsof de wereld verging. Mijn onderwijsloopbaan was voor hem toch vooral een lijdensweg. Mijn breken met bepaalde verwachtingen en tradities ging gepaard met stevige roddels en afkeuren binnen de gemeenschap. Ik had voor hem gewild dat hij de finale geruststelling kon hebben dat zijn kinderen allemaal goed zijn terechtgekomen. Het is een verhaal dat niet af is, maar nooit meer voltooid kan worden. Ik voel me daarover nog vaak machteloos, schuldig zelfs. Om mijn eigen weg te kunnen gaan heb ik immers zoveel van hem gevergd. Ik had een plan in mijn hoofd om iets terug te doen. Dat is dus niet meer gelukt. Het heeft me wel geleerd om de dingen niet uit te stellen, zeker niet in relatie tot de mensen die je graag ziet.’
Jij hebt op je zestiende beslist om je hoofddoek niet meer te dragen omdat je in de Koran niets terugvond dat erop wees dat vrouwen hun hoofd moeten bedekken. Had je verwacht dat dit vlotter gevolg zou vinden bij de tweede en derde generatie moslima’s?
MA: ‘Absoluut. Als ik al eens vermoeid ben, is het ook omdat ik soms denk, staan we echt nog maar hier? Anderzijds ben ik ook niet voor het verbod op de hoofddoek omdat ik ervan overtuigd ben dat emancipatie onder dwang net het tegenovergestelde effect heeft. Het werkt niet en ondertussen blijven die vrouwen even kwetsbaar. Laat ze toch buitenkomen, gaan werken en deelnemen aan de samenleving met hun hoofddoek, zo kan je er tenminste mee in gesprek gaan. Nu duwen we ze gewoon weg. Maar het klopt dat ik had gedacht dat die emancipatie er sneller zou komen, absoluut. Maar ik zou niet mezelf zijn als mijn frustratie ook niet tegelijk de motor is om verder te blijven duwen. Het is ook een van de redenen waarom ik dat boek heb geschreven. Omdat ik aan velen wil laten zien dat ze zo veel dingen missen, op zo veel vlakken. Ik hoop dat ik een paar mensen, al zijn het er maar een paar, een stap kan doen zetten. Als je soms naar de cijfers kijkt, kan je moedeloos worden omdat de verandering traag gaat. Maar dan denk ik, ikzelf was ook ooit maar één kind onder velen dat de stap naar hogerop heeft durven zetten. Awel, elk kind dat ik kan overtuigen om zich te emanciperen, of om niet uit te vallen zonder diploma, is voor mij gewonnen.’