Little black book
Ik heb een little black book. Dat staat er zo op in witte letters. Verder ziet het er helemaal uit als een little black book. Zelfs de zijkanten van het papier zijn zwart, ‘kleur op snee’ heet dat. Het is amper een kinderhand groot, en nog wil het boekje zo min mogelijk opvallen. Opgaan in de ruimte, er zijn zonder plaats in te nemen, een beetje zoals ik op donkere dagen. Maar sla het kleinood open en de witruimte slaat je in het gezicht. Daar krijgen lengte en breedte een diepte en wordt alles ineens mogelijk. Daar kan je je vergezichten en je stilzwijgen kwijt, de dingen die geen daglicht verdragen of die het verdienen om zonder trompetten gekoesterd te worden.
Het ligt al meer dan een jaar op mijn bureau, dat kleine, zwarte boekje. Het lijkt er verloren te liggen, tussen de pennen en de aantekeningen en andere tekens van leven. Wie goed kijkt, ontwaart de drie witte woorden op de cover, maar de rest verdwijnt volledig in het diepdonker van het tafelblad. Toch gaat er geen dag voorbij of ik pak het wel eens vast. Dan glijden mijn vingertoppen over de matte zwarte kaft en piep ik even of het wit er nog is, zodat ik kan voelen welke eindeloze mogelijkheden erin besloten liggen. Daarna klap ik het boekje weer dicht en ga ik over tot de orde van de dag.
Zo gaat dat nu al meer dan een jaar. Voelen en piepen, niet meer, niet minder. Want er is altijd wel een reden om het niet te doen, om niet verder te gaan. Het moment is nooit perfect. En ik wil mijn little black book onbevlekt. Geen haastige hanenpoten wil ik erin, maar schone schrijverij en schetsen met inhoud. Geen schuine moppen, geen cliché kanttekeningen, geen namen die het niet waard zijn. Stel je voor dat er ineens mattentaartkruimels tussen geklemd zitten, en dat ik dat pas ontdek wanneer het papier de boter al gulzig heeft geabsorbeerd. Of dat er op een zwak moment zever in komt te staan, pure zever, die ik dan met vette stylostrepen weg moet sabelen, wat dan weer vuile vlekken stempelt tegen de overkant.
Zot! Mijn little black book blijft wit tot ik in de perfecte littleblackbookpositie zit. Zonder jogging of vettig haar, uiteraard, maar fris gewassen en zeker van mijn stukken. Met de schouderbladen soepel en de drang die borrelt in mijn vingertoppen. Hou mij dan nog maar eens tegen. Dan breek ik dat boek aan als een fles rood met een pausennaam uit een onchristelijk jaar. Maar tot die tijd blijft het bij voelen en piepen.
Dat was het plan. Dat er nu ineens een hoop putten in de rechterbovenhoek zitten, is dus kut. Putten vooraan, putten achteraan, en een doorweekte kleur op snee ertussenin. De kleine rosse met de doorweekte snorharen weet weer van niets, maar mijn little black book is verbrod. Of niet? Roept de kat misschien, tussen zijn blinkende melkhoektanden door: ‘Vul uw witruimte, verdomme! Vul ze met uw stilzwijgen en uw vergezichten, of ze nu een scheve horizon hebben of niet! Klooi met uw taarten, maak vettige vlekken en absorbeer! Verbind stippen en trek strepen en stempel de vuile vrolijkheid van uw onvolmaakte leven op alle lege bladzijden! De tijd knaagt aan uw witruimte, jong! Voor ge het weet is uw tijd om en valt er niets meer te beleven tussen die zwarte kaft!’
Ik vind dat die kleine rosse niet zo luid moet piepen en zelf wat meer moet spelen.
Valérie Du Pré is psychologe van opleiding en journaliste van beroep. Ze probeert elke maand het mysterie ‘mens’ in woorden te vatten.