Liplezen

Ik was negentien en ik had iets met PJ Harvey. Of beter, ik wilde iets met haar te maken hebben. Haar kleine zus zijn. Het geadopteerde achternichtje desnoods. Een zielsgenoot, op zijn minst. Haar haren en mascara waren zo donker als haar gedachten en dat alleen al maakte het leven net iets lichter voor mij. Zelfs vals zong Polly Jean als geen ander. Ook aan de zijde van Nick Cave gleed ze niet in een zwart gat. Haar rauwe vrouwelijkheid raakte een snaar waarvan ik niet wist dat ik ze ergens diep vanbinnen tussen twee ribben had aangespannen. Voor mij was het duidelijk: bij de definitie van het woord wijf hoorde een foto van PJ Harvey, punt.

Ik was negentien en in het jeugdhuis een dorp verderop lipte ik elke zaterdagavond Sheela-Na-Gig mee. Met die song was de Britse schone doorgebroken en het lied bleef potten en bierglazen breken op en rond onze rockvloer. ‘Gonna wash that man right outta my hair’ klonk het in crescendo door de boxen, meerdere keren na elkaar. Het was een tongbreker van een zin, zeker met een paar pinten op, maar ik kweelde hem telkens weer mee, overdreven articulerend, met gefronst voorhoofd en een air dat perfect aansloot bij mijn nepleren broek. Niemand die kon vermoeden dat er een kwetsbaar vogeltje in mijn achterzak zat. Ik bleef lippen tot ik iedereen in mijn blikveld, mezelf incluis, ervan had overtuigd dat ik precies wist waarover ik het had. Het tegendeel was waar. Ik had geen idee waar Sheela-Na-Gig voor stond. Ik heb mij, denk ik, zelfs nooit die vraag gesteld. Ik had het te druk met de ondraaglijke lichtheid in mijn hoofd, en met het fatsoeneren van mijn omhoogkruipende broekspijpen. Een lipleesbroek was ook toen al te vermijden, zelfs in een boerengat.

Het zou nog eens negentien jaar duren voor ik ontdekte dat Sheela-Na-Gig geen simpele klanknabootsing is, geen orgastische uitroep na een fantastisch concert. De Sheela-Na-Gig is een in steen gekerfde, zittende of hurkende vrouwenfiguur die haar benen wijd houdt en met beide handen haar buitenproportioneel grote vulva opentrekt. Wie zoekt, vindt deze expliciete ornamenten in heel Europa, maar vooral in Ierland en Groot-Brittannië, op de muren van kathedralen en kastelen. Ze werden meestal boven een deur of bij een raam geplaatst, om het kwade buiten te houden. Geconstipeerde dames en heren en andere duivels deinzen terug voor onbeschaamde lippen, dat is algemeen geweten. Goed volk dat niet vies was van een ontblote onderkant, mocht er in het voorbijgaan zonder te vragen over wrijven. Dat zou de scheppende kracht van de Sheela-Na-Gig losmaken en voorspoed brengen, desgewenst zelfs de kinderwagen vullen. Blote lippen als buitenwipper én als geluksbrenger, hoe schoon is dat. De roze opengeritste catsuit die PJ Harvey indertijd op Rock Werchter droeg, blijkt dus niet toevallig uit de kast getrokken maar geni(t)aal goed gevonden.

Ik was negentien en ik lipte een lied mee over het tonen van je genitaliën. Over hoe schoon en krachtig dat kan zijn, en hoe het foute mannen en vrouwen net kan weghouden. Had ik dat toen geweten, ik had mijn nepleren lipleesbroek gewoon in de plooi laten vallen. Elk jeugdhuis heeft een buitenwipper en een geluksbrenger nodig, zelfs in een boerengat. Alleen voor dat wrijven zonder vragen zal ik nooit veel voelen.

Valérie Du Pré is psychologe van opleiding en journaliste van beroep. In haar blogs probeert ze het mysterie ‘mens’ in woorden te vatten.

Foto: Carmen De Vos