De grote levensvragen
Ik kan me niet meer herinneren of het een oudere studente was, een studiemeesteres of onze eigen lerares, maar wat die vrouw me zo’n 40 jaar geleden in die suffe klasruimte vertelde, ben ik nooit meer vergeten. Ik zie me daar nog zitten in het ‘wachtlokaal’ van het Medisch Centrum, waar we als kleine meisjes uit de lagere school jaarlijks met de klas naartoe moesten. Waarom ze het deed, weet ik niet – waarschijnlijk gewoon uit tijdverdrijf, gezien we ons ettelijke uren ‘stil en nuttig bezig moesten houden’ terwijl onze klasgenootjes één voor één het dokterskabinet in mochten – maar de vrouw legde in ons klaslokaaltje een soort van divinatiekaarten. Tarot, zeg maar. En wie vindt zoiets nu niét spannend? Geleund tegen haar tafel keken we geboeid toe terwijl ze voor ieder van ons een kaart trok. ‘Jij, jij bent een laatbloeier, jij komt pas laat in je leven echt tot je recht’, richtte ze zich plots met een gedecideerde stem tot mij, waarschijnlijk met zoveel gezag dat die woorden nu nóg in mijn hersenen branden. Een paar uur later in het kabinet van de dokteres – een imponerende vrouw met wild grijs haar, ook dat beeld vergeet ik nooit meer – kreeg ik te horen ‘dat mijn hartje wel héél snel klopte voor een meisje van mijn leeftijd, en dat hartjes die snel kloppen ook sneller stuk gaan’. Altijd geruststellend om zoiets te horen, als jong en onzeker ding. Die avond op de schoolbus moet mijn hoofdje verhit hebben uitgezocht hoe dat dan moest, als ik een laatbloeier was én ook nog eens vroeg dood zou gaan. Ik hoopte hartstochtelijk dat er tussen die twee momenten toch enkele jaren van bevrediging zouden mogen liggen. Of zou ik eeuwig in die wachtkamer van het leven moeten zitten tot het finale verdict uiteindelijk toch te vroeg viel? Wat was de zin van mijn leven dan geweest?
Vragen over het leven, hoe oud we ook zijn, we stellen ze ons allemaal. Ik herinner me hoe mijn petekindje op haar 6 jaar als een dolle hond uit het toilet gehold kwam om mijn zus verschrikt te vragen: ‘Maar wie ben ik dan, mama, wie bén ik dan?’ Alsof wanneer de essentiële behoeftes gedaan worden ook plots de essentiële vragen binnenvallen. En waarschijnlijk zetten we ons allemaal vroeg of laat aan de Grote Levensvragen. Omdat we op een bepaald moment een kleine of grote struikelblok tegenkomen die ons doet afvragen welke richting we uit willen in ons leven. Wat echt zinvol is om te doen. En wat – als we dan toch vroeg of laat onze laatste adem uitblazen – onze legacy zal zijn.
Omdat het december is en kerstig, en omdat we op het eind van het jaar altijd wat mijmerend en overschouwend worden, stellen we in ons eindejaarsnummer van Psychologies een paar essentiële vragen. Of er nog zoiets als een god mag zijn in ons leven, welke vorm hij ook krijgt. Of iedereen een ware levensmissie heeft en of het nuttig is om daarnaar te zoeken. Of we ook zinvol kunnen bijdragen aan het leven door liefdevol voor onze kinderen te zorgen, of allemaal een Gandhi moeten zijn om écht iets te betekenen. Of we met minder geld zouden kunnen leven en hoe verrijkend dat zou kunnen zijn. En – praktischer maar even essentieel – of we eindelijk eens een werksfeer zouden kunnen uitbouwen waar het gezond leven is. Om ons ten slotte af te vragen of elkaar regelmatig een welgemeende knuffel geven niet alles is wat we uiteindelijk nodig hebben. Daar bloeit iedereen van open, laat of vroeg.
De donkerste dagen zijn stiekem gemaakt voor leggingen met tarotkaarten, voor een blik in de sterren, voor kaarsjes aansteken op mystieke plaatsen, voor dingen die ons een glimp van een moment laten voelen dat er misschien toch iets is wat onze dwaze wedren overstijgt. Een mysterie waar we ons hoofd – zij het maar even – voor buigen. Een innerlijke hoop waar ons hart niet sneller van gaat slaan, maar juist heel heel rustig van wordt.
De redactie van Psychologies wenst je een warm & vervullend nieuw jaar!
Anne Wislez is hoofdredactrice van Psychologies