Kunsten, niet in cijfers te vatten
‘Ik ben lerares Nederlands. Mijn pensioen nadert. Nu wil ik de tijd nemen voor iets wat ik altijd al wilde doen.’ Ze klinkt als Lutgart Simoens, ik word er warm en klein van. De jonge vrouw naast haar aarzelt voor ze vertelt. ‘Ik ben al een tijd thuis door gezondheidsproblemen. Het doet me goed om de dingen neer te schrijven, misschien leer ik hier hoe dat nog beter kan.’ Ook de man met het rode haar sukkelt met zijn gezondheid. Amper een vijftiger, maar zijn delicate hart houdt hem voltijds thuis. Hij wil uitzoeken of hij zijn liefde voor het geschreven woord actief kan inzetten als dagelijkse oefening in zingeving. De student aan de andere kant van de tafel mompelt iets over ‘tijd over’ door een thesisjaar. En zo hebben we allemaal onze redenen om op donderdagavond tussen half acht en tien in het koude vzw-lokaal te zitten schrijven. Dat lukt het ene moment al beter dan het andere. Het is nu eenmaal moeilijk om bij de les te blijven als er weer eens een hysterisch gillend wijf door de gang loopt, of als de klankgevechten in het belendende lokaal zo lijken te escaleren dat we ons klaarhouden om te vluchten in plaats van de laatste nieuwe spelling te respecteren. Maar we laten hen gewoon begaan, de briesers van de cursus improvisatietheater. Omdat we zien wat die spontane ontladingen met hen doen. Omdat we na de les precies hetzelfde voelen, tot in de toppen van onze tenen, al is het wellicht minder zichtbaar op het immer ingetogen schrijversgezicht. Ik merk het ook bij mijn dochter van vier. Op zaterdagnamiddag stapt ze meestal moe en met het humeur van een vermoeide vierjarige de muziekklas binnen. Een uur later krijgen we haar uitgelaten en opgeladen terug. Zelfde kind, ander humeur, nieuwe energie. Dan doen we samen ongegeneerd zot en ontploffen onze hartkamers van contentement. Het doet me denken aan de beelden die je vaak ziet van mensen in oorlogsgebieden en armoedestreken. Tussen puin en opgeblazen dromen troepen klein en groot samen om te dansen, te zingen, muziek te maken. Mensen in lompen ontbloten hun tanden en maken van nood een deugddoend moment. Ze kopen er geen kaas mee voor op hun korst brood en ze krijgen er hun leven niet mee terug, maar het maakt het leven zoals het is leefbaar. De kracht van muziek, je hoeft geen Oliver Sacks te zijn om erin te geloven. De therapeutische effecten van kunst, wijlen Joost Zwagerman wijdde er zijn laatste adem aan. De helende werking van schrijven, je hoeft niet verder te zoeken dan het nachtkastje van je tienerzoon of -dochter om doorweekte voorbeelden te vinden. Maar alles van waarde is weerloos als de output niet in cijfers te vatten valt. Dus subsidies worden geschrapt en gezelschappen opgedoekt. Vzw’s gaan eraan en schrijvers moeten eraan geloven. Want er zijn al zo weinig middelen, meneer. En het brengt zo weinig in het laatje, mevrouw. En wij trappen er met open ogen in. We wachten tot ons pensioen om te doen wat ons werkelijk gelukkig maakt. We nemen pas de tijd voor schoonheid en troost als we tijd over hebben, of als lijf en leden ons afremmen. Kiezen voor de kunsten is een kunst op zich. Soms zou ik als een hysterisch gillend wijf door de gang willen lopen om de wereld wakker te schudden en de teloorgang van schone, ja, zelfs afgrijselijke amateurkunsten tegen te gaan. Ik betwijfel of het iets zou uitmaken maar therapeutisch zal het in elk geval zijn.