Kramiek met boter
Warme bakker Baele, een Gents instituut, sluit zijn deuren en dat vind ik oprecht spijtig. Het was immers een van de weinige adressen waar het rozijnenbrood smaakt zoals in mijn jeugd. Het is mijn lakmoesproef voor een goede bakker, de kwaliteit van de kramiek: krokant vanbuiten, veerkrachtig zacht vanbinnen, niet te zoet, met net genoeg rozijntjes. Geen troostvoeding, want dat staat al te vaak gelijk met je overeten en kilo’s die je allesbehalve als troostend ervaart. Maar toch wel troost. Omdat zo een beboterd sneetje meestal een trip down memory lane betekent, naar het huis en de keuken van mijn kindertijd. Daar stond zaterdagnamiddag gelijk met rozijnenbrood en echte boter. Het weekend net niet halfweg, waardoor het gevoel van vrijheid nog even sterker was dan het zondagse venster op alweer een week van school en moeten. En vooral de zekerheid dat dat moment er elke week weer was. Iets om naar uit te kijken en mee verder te gaan. Met de jaren werd het een beeld voor het vastige ankerpunt dat mijn thuis was. Niet perfect, maar wel onverwoestbaar in de veilige zekerheden en de troost die het bood en biedt. En in de lange tijd dat ik nu werk met mensen hoor ik wekelijks verhalen waarin eten en zorg onlosmakelijk levenslang met elkaar verbonden zijn. Ze hebben als symbool niet de elegantie van een proustiaans cakeje, maar zijn even sterk in het oproepen van die ene veilige thuisbasis. Gehaktballen, oven- en stoofschotels, stoemp, soepen en zoete lekkernijen van moeders, oma’s en soms ook wel eens vaders. Deze week nog een rijpere vrouw. Een geschiedenis als een ongeloofwaardige soap, maar haar kinderen zouden al de kansen krijgen die zij nooit kreeg of hard moest bevechten. De band met diezelfde kinderen en intussen ook kleinkinderen, wordt wekelijks gevierd met kip en friet, omdat die elke zondagavond, wat er ook gebeurde, op tafel stonden en zo een symbool waren geworden voor hun thuis. En hoe ze nu al zeiden dat het een traditie was, die ze, ook na haar, in ere zouden houden. Het leek hetgene waarop ze in haar leven het allerfierst was. Omdat zij realiseerde wat ze nooit gekend had en er zo alsnog deel van uitmaakte. Het zette voor mij ook nog maar eens scherp hoe eten, naast slapen en vrijen, een primaire behoefte en genotsfunctie is. En hoe geen enkele voedselhype of dieet dat ooit zal veranderen, omdat we altijd opnieuw zullen verlangen naar het eten dat ons leven betekenis gaf. En hoe goed dat is.
Om de hoek bij mij is er sinds kort een nieuwe, warme biologische bakker, Copain, en daar ben ik blij om. Het rozijnenbrood is er wat minder zacht, maar ook best lekker. En vooral, het mist zijn proustiaanse uitwerking niet.