‘Mijn kind heeft twijfels over zijn gender’
‘Mijn kleuterjongen zegt dat hij een meisje wil zijn. Hoe ver moet/mag ik daarin meegaan?’
‘Probeer er in de eerste plaats te zijn voor je kind, en hou het gesprek open door niet-oordelend te luisteren’ – Kinderpsychologe Klaar Hammenecker
‘Probeer er in de eerste plaats te zijn voor je kind, en hou het gesprek open door niet-oordelend te luisteren’ – Kinderpsychologe Klaar Hammenecker
Kinderpsychologe Klaar Hammenecker: ‘Al op erg jonge leeftijd worden kinderen zich niet alleen bewust van het geslacht of de sekse waarmee ze geboren werden, maar worden ze eveneens geconfronteerd met de sociale en culturele verwachtingen die hiermee verbonden zijn. Die maatschappelijke invulling van een sekse noemen we ‘gender’. Zo zeggen kleuters niet alleen ‘ik ben een jongen’ of ‘ik ben een meisje’, maar willen ze hieraan vaak ook hun kledij, speelgoed, hobby’s, … aanpassen. Een kleuter ontdekt dat er zowel jongens als meisjes bestaan en gedraagt zich al snel volgens de daarbij horende stereotypen. Het exploreren van deze genderidentiteit (voel ik me vanbinnen een meisje of een jongen?) is een thema binnen de kleuterleeftijd. Voor het merendeel van de kleuters vormt dit geen complexe kwestie en is deze dus ook behoorlijk snel geklaard.
Soms echter ervaren (jonge) kinderen dat ze een ander beeld van zichzelf hebben dan hun geslacht en de bijbehorende maatschappelijke verwachtingen laten veronderstellen. Als je kleuterjongen zegt dat hij een meisje wil zijn, dan wil dat zeggen dat zijn genderidentiteit niet helemaal samenvalt met zijn sekse. Dit wordt in het vak ‘gendervariant’ genoemd. Niet alleen voor de kleuter zelf, maar ook voor de ouders is dit een verwarrende periode. Verschillende gevoelens spelen op: schaamte, bezorgdheid, boosheid, teleurstelling, … en het is volstrekt normaal dat je niet dadelijk weet hoe te reageren. Je twijfelt waarschijnlijk tussen er vooral geen aandacht aan te schenken, ‘alles zijn gangetje te laten gaan’ of het net te verbieden en te hopen dat het uitdooft.
Gun jezelf in de eerste plaats tijd om hier rustig over na te denken. Probeer ook te ontdekken waar je eigen verwarring vandaan komt: heb je zelf vooroordelen hieromtrent of zie je allerlei doemscenario’s in de toekomst van je kind, terwijl je zoon of dochter het liefst van al gelukkig wil zien? Ook het mogelijke lijden dat je bij je kind ziet, kan je gedrag beïnvloeden. Sommige kinderen lijden immers zelf onder deze gendervariantie. Sommige kleuters beseffen niet altijd de impact van hun gendervariant gedrag in het openbaar en dan kan het belangrijk zijn om hen hierin te gidsen: afspraken maken rond wat waar kan en waarom je deze afspraken maakt. Andere kinderen zijn dan weer bang om gepest of uitgesloten te worden. Probeer er in de eerste plaats te zijn voor je kind. Hou het gesprek open door niet-oordelend te luisteren en te blijven voelen wat er bij je kind hieromtrent speelt.
Als ouder vraag je je ook af wat de kans is dat het uitdooft. Uit onderzoek weten we dat in de puberteit ook de seksuele identiteit een thema wordt. Bij heel wat van de gendervariante kinderen schuift dit genderthema op de achtergrond en verschuift de focus naar het ontdekken van de eigen geaardheid (val ik op iemand van het andere, hetzelfde of beide geslachten?). Wanneer in dit hele proces het gevoel aanwezig blijft dat de genderidentiteit niet samenvalt met de geslachtelijke identiteit, dan pas spreekt men van genderdysforie of transgender.’