Karlijn Sileghem: ‘Met blije ogen in het leven staan, dat is mijn overlevingssysteem’
Heb jij iemand naast je nodig om gelukkig te zijn?
KS: ‘Ik heb een vriend. We wonen niet samen, maar we zijn wel vaak samen. Als je iemand goed ontmoet, is dat heel fijn. Ontmoet je iemand die het niet goed met je meent, dan haalt dat al je mogelijkheden en heel je wezen naar beneden. Maar ook in dat soort relaties heb ik mij altijd toegewijd gedragen. Zo liet ik over mijn grenzen gaan.’
Dat is vaak de valkuil als je mild en zacht probeert te zijn.
KS: ‘Absoluut. Maar ik vind dat wij veel te vaak oordelen over elkaar en conclusies trekken. Communicatie zorgt voor begrip en empathie. Misschien heb ik er daar zelf een beetje te veel van. Maar naar elkaar luisteren is zo belangrijk, en anderen hun geluk gunnen is zo een positieve gedachte. Een gedachte die de bodem voedt zodat er overal bloemen kunnen groeien. We gaan daar soms compleet aan voorbij. Omdat we bang zijn, ons bedreigd voelen of in onmacht gaan. Dan keren we ons tegen de ander en vernietigen we het geheel. In plaats van een wij-verhaal is alles tegenwoordig een ik-verhaal, volledig gericht op economisch gewin. Zo ontstaat er een scheefgetrokken situatie. Waarom zo inhakken op kunst en zorg, op alles wat in de non-profitsector zit? Zijn we alleen maar goed bezig als we goede wegennetwerken hebben en als de bedrijven floreren? Natuurlijk moeten er jobs gecreëerd worden, maar wat met de andere sectoren? Kunst is een manier van communiceren. Het is een innerlijk aanspreekpunt, een taal waarmee je met je innerlijke praat én met elkaar. Spelen en creëren is leven geven. Daar moet voor gezorgd worden. Zo niet, dan verdwijnt er heel veel eigenheid uit onze samenleving.’
Kunstenaars hebben een zekere gevoeligheid. Hoe ga jij daarmee om?
KS: ‘Ik heb gelukkig een vriend die heel gegrond is. Dat doet deugd. Omdat mijn leven zo ongestructureerd is, heb ik nood aan een goede basis. Ik omring mij met een kleine groep mensen. Vroeger was ik extreem gesloten, ging ik veel alleen wandelen in de bossen. Ik had de behoefte om mij af te sluiten, bijna als een kluizenaar. Op persconferenties vertrok ik al na tien minuten. Ik vroeg mij af wat ik daar zat te doen. Mijn weg is ook altijd heel alleen geweest, omdat ik mij zo veel vragen stelde. Dat maakt allemaal deel uit van het opgroeien in de wereld. Ik heb daar nu veel minder last van. Ik kan bepaalde gevoeligheden beter plaatsen. Ik heb ook minder behoefte om dingen op te lossen of te herstellen. Het herdershondjescomplex, waarbij je volledig in dienst staat van een groep en zorgt dat alles mooi in elkaar valt, is veel minder. Daarom maak ik nu met mijn vzw Maquis ruimte om te doen wat ik al lang wou doen. Het is een herontdekken van wie ik oorspronkelijk ben. En ik wil dat delen. Ik kijk heel erg uit naar het uitwisselen en samenwerken met anderen.’
Met de jaren valt de puzzel in elkaar?
KS: ‘Ja. Ik vind het fijn dat je toch een klein beetje verstand krijgt van je bulten en builen. Je moet ze er dan wel bijnemen, je bent minder gaaf, vanbinnen en vanbuiten. (schaterlacht) Ouder worden voelt heel bevrijdend. Anderzijds is tweeënvijftig een leeftijd waar ik zelf van schrik. Ik ben er ook helemaal niet mee bezig, zeker niet als ik koprol of handstand doe in het gras.’
Word je ook milder voor jezelf?
KS: ‘Ik ben heel streng voor mezelf. Ik probeer dat minder te doen en me daar ook vrijer in te voelen. Dat lukt al beter, maar soms denk ik nog dat ik niet genoeg dit of niet genoeg dat ben. Dan heb ik de neiging om te beginnen zagen.’
Dan moet je confronterende zus nog eens langkomen.
KS: ‘Haha! Soms zeg ik: “Nu heb ik toch wel weer keihard zitten zagen!” Dan antwoordt zij: “Dat is ook groeien.” Nu zeg ik dus af en toe wel eens: “Misschien moeten we nog een beetje groeien …”’