Karlijn Sileghem: ‘Met blije ogen in het leven staan, dat is mijn overlevingssysteem’
‘Ook in relaties met iemand die het niet goed met je meent heb ik mij altijd toegewijd gedragen. Zo liet ik over mijn grenzen gaan’
Die ‘onnozele’ vrouw probeert te overleven door heel speels en kinderlijk naar de realiteit te kijken.
KS: ‘Het is een overlevingssysteem, ja. De reflex om met open, blije ogen in het leven te blijven staan terwijl je compleet toegetakeld en verminkt bent.’
Dat lijkt me ook jouw overlevingssysteem.
KS: ‘Ja. Vreugde en humor, zeker. Maar dat wil niet zeggen dat het je ook zal redden.’
Door het spelende kind te cultiveren lukt het je beter om naar de realiteit te kijken. Vandaar je voorliefde voor de hilarische werelden van Hugo Matthysen, met wie je vaak samenwerkt?
KS: ‘Klopt, humor werkt zo. Ik vind dat een wonderlijk gegeven. Langs de kant van mijn vader zit humor echt in de genen. Het is bij ons ook altijd heel evident en belangrijk geweest. Mijn vader zette ’s ochtends tirolermuziek op en maakte ons jodelend wakker. Hij was een echte Scandinavië-fan. Op mijn twaalfde kreeg ik boeken van Ibsen en Sigrid Undset. We zijn ook naar de middernachtzon in Noorwegen getrokken. Alles was zo avontuurlijk en romantisch, en heel erg gericht op de familie.’
Wanneer heb je ontdekt dat het leven geen ponykamp is?
KS: ‘Pas laat. Na mijn veertigste. Ik ben heel lang blijven leven in een soort universum van dromen. Ik was eigenlijk heel verlegen. Of laat ik het een gevoel van ongemak noemen. Ik kon uitbundig zijn maar ook heel snel in elkaar kruipen. Ik heb heel lang niet goed geweten wat ik met de buitenwereld moest.’
Was het contrast tussen je sprookjesachtige nest en de buitenwereld te groot?
KS: ‘Dat clashte, ja. In academies en theatermiddens heb ik me een tijdje goed gevoeld maar ook dat veranderde. Omdat je jezelf moet verkopen. Je wordt een product. In de jaren 90 zei iemand ineens: “Je marktwaarde is gedaald want je bent moeder geworden.” Ik stond daar totaal niet bij stil want ik kende dat soort productgericht denken niet. Wij hebben als makers een voorbeeldfunctie. In tv-series mogen we niet roken, we moeten altijd onze gordel dragen. Wij voeden de samenleving mee op. Maar tegelijk kiest men voor het beeld dat het best verkoopt. In plaats van de verscheidenheid in onze samenleving in beeld te brengen en keuzes te baseren op wat ons gelukkig maakt, kiest men voor wat het best in de markt ligt. Want de realiteit is blijkbaar altijd té: te klein, te groot, te jong, te oud, te intelligent … Die mentaliteit dragen we mee uit naar de maatschappij. Niet de schoonheid van verscheidenheid wordt getoond maar het productgericht denken wordt gepromoot.’
Na je veertigste was het sprookje uit?
KS: ‘Ik ging een andere levensfase in. Dat had ook te maken met een relatie die slecht is afgelopen. Ik ben daar enorm van geschrokken. Je zou kunnen stellen dat ik heel lang de overtuiging had: als ik het echt goed doe, als ik lief en warm ben voor mensen, dan komt het wel goed. Maar dat is niet zo. Ik heb moeten leren dat niet alle mensen gericht zijn op communicatie en verbinding, dat er ook mensen zijn die gewoon willen afmaken. Vroeger zou ik naar die mensen toegegaan zijn en als een herdershondje geprobeerd hebben om de dingen bij elkaar te brengen. Dat is zo onnozel! Ik had niet door hoe ongelofelijk groot je jezelf voelt als je denkt dat je de dingen kan verenigen. Ik heb nu geleerd dat liefde ook gewoon is: iemand met rust laten. Dat betekent niet dat ik het moet aanvaarden, maar dat ik mijn eigen weg moet gaan.’