Actrice Karlijn Sileghem wordt nog altijd in één adem genoemd met Katarakt, de Eén-reeks uit 2007 die haar een bekende kop opleverde. Neem haar bio erbij en je ziet dat die blinde reflex haar tekortdoet. De Brabantse schone rijgt al dertig jaar de rollen aan elkaar, in series, films en eigenzinnige theaterstukken. Onlangs vierde ze haar 52ste verjaardag, maar dat weerhoudt haar er niet van om te koprollen in het gras en de onnozele te spelen op het podium. 

Tekst Valérie Du Pré – Foto Johan Jacobs

Icone citation

‘Ik ben heel lang blijven leven in een soort universum van dromen, niet goed wetend wat ik met de buitenwereld moest’

 

We hebben afgesproken in een koffiehuis in Sint-Amandsberg, ergens halverwege tussen het Gentse mobiliteitsplan en het Groot Begijnhof, waar actrice Karlijn Sileghem woont samen met haar jongste zoon, Astor. Het interieur is pastelkleurig, het schuim op de cappuccino’s luchtig en een vriendelijke voorbijganger betaalt zomaar ons eerste bakje troost. Soms komen sprookjes uit de lucht vallen, maar in de wereld van Karlijn Sileghem valt dat wel vaker voor.

Je groeide op in Walfergem. Dat heb ik toch even moeten opzoeken.

KS: ‘Walfergem is een klein dorpje tussen Asse en Zellik. Een uithoek, met een bos dat in een dal ligt. Ons huis zat ingebouwd in de helling. We leefden boven in de kruinen van de bomen. Ik heb een ongelofelijk warme jeugd gehad, een bad van zo veel vreugde. Mijn vader kon zomaar ineens zeggen: “Zullen we een sauna maken?” Dan haalden we zakken cement, legden de fundering en bouwden een sauna. Als we ergens zin in hadden, probeerden we dat, zonder daar moeilijk over te doen of ons te laten neerhalen omdat het ingewikkeld zou zijn. Mijn broers, zus en ik bouwden boomhutten waar we de nacht in mochten doorbrengen. Dan kregen we een geblutste jachthoorn mee, voor het geval dat. De gsm bestond toen nog niet.’

Dat klinkt als een sprookje.

KS: ‘Absoluut. Mijn ouders hebben elkaar ontmoet op de academie in Gent in de jaren 50. Later zijn ze allebei les gaan geven: plastische kunsten, technisch tekenen, kunstgeschiedenis. Wij zaten als kind vaak bij hen in hun atelier. Als ik nachtmerries had, dan werden die de volgende dag getekend. Ik vertelde en mijn vader tekende de monsters. “Is het zoiets?” “Néé!” Dan moest ik het zelf tekenen. “Maar zo een lief monster!” zei mijn vader dan. En ik: “Néé, da’s kweetniehoe griezelig!” (lacht) Ik wou oorspronkelijk ook bezig zijn met plastische kunst. Ik deed kunsthumaniora, tekenen en schilderen. Dat was echt mijn ding. Ik ging er helemaal in op, en ik was er ook niet slecht in. Maar er zat een bepaalde onrust in mij. Ik was heel perfectionistisch en slaagde er naar mijn gevoel niet in om dat wat ik voor ogen of in gedachten had precies zo vast te leggen op papier of op doek. Ik wilde met mijn ogen dicht schilderen, om helemaal in die wereld te zitten en niet meteen geconfronteerd te worden met wat ik maakte. Die onderliggende onrust of energie, noem het mijn eigenheid, heeft mij uiteindelijk in de richting van het theater geduwd. Daar hoefde ik mijn ogen niet te sluiten. Daar kon ik met mijn hele zijn in die wereld kruipen. Maar dat plastische is altijd heel belangrijk geweest in de vertellingen die ik maak en in de manier waarop ik speel. Ik ben altijd op zoek naar een samenhang, naar een taal tussen verschillende kunstvormen.’

Dat is ook wat je onderzoekt met je eigen theatergezelschap, Maquis.

KS: ‘Ja. Ik ben heel benieuwd naar mensen die praten vanuit hun zijn. Of dat nu beeldend, muzikaal of met het lichaam is. Als je die verschillende uitdrukkingsvormen naast elkaar legt en interpreteert, krijg je misschien wel een metafoor voor de manier waarop we met elkaar praten vanuit verschillende culturen en in verschillende talen. Hoe kijken mensen vanuit een plastische of muzikale context? Wat gebeurt er als je je daarin kan verplaatsen? Dat is wat ik met Maquis wil onderzoeken. De oorspronkelijkheid bij podiumkunsten is altijd een vraagteken omdat je heel erg gebonden bent aan de tijdsgeest en aan de reactie van je publiek.’

Met Onnozele brengen jullie een voorstelling waarbij alles op het podium te koop is.

KS: ‘Het is een verhaal waar ik jaren op heb zitten broeden, een gevolg van hoe ik mij als vrouw, moeder, toneelspeler en maker zie in de wereld. Het is gebaseerd op het boekje Onnozele van Bart Moeyaert. Daarin vertaalt hij de roof van Europa door Zeus naar een soort getuigenis. Een vrouw vertelt over de vlucht die ze samen met haar zussen maakt. Het is niet duidelijk wat er met haar aan de hand is. Ziet ze het niet meer zitten of voelt ze zich net heel sterk? Is er een mentaal probleem of is ze gewoon naïef? In elk geval reageert ze niet zoals je zou verwachten. Duwt iemand haar, dan zegt ze niet “dat doet pijn” maar “hé, dat is raar!” Het is een heel licht, bijna kinderlijk verhaal. Uiteindelijk loopt het slecht af, maar ze vindt het allemaal leuk. Ze heeft eigenlijk niet door hoe ze geroofd wordt of welke impact die roof op haar heeft. Dat heeft mij geïnspireerd om een groter verhaal te vertellen over hoe wij zelf continu roven in deze wereld. We beseffen te weinig hoezeer alles gericht is op bezit en economisch gewin. We gebruiken elkaar om zelf een beter product te worden en niet om een beter mens te worden. Zo interpreteren we succes. Onze economische waarde staat boven onze menselijke waarde. Zo worden we als mens heel inwisselbaar. Ik vind dat een pijnlijke vaststelling.’

 

Icone citation

‘Ook in relaties met iemand die het niet goed met je meent heb ik mij altijd toegewijd gedragen. Zo liet ik over mijn grenzen gaan’

Die ‘onnozele’ vrouw probeert te overleven door heel speels en kinderlijk naar de realiteit te kijken.

KS: ‘Het is een overlevingssysteem, ja. De reflex om met open, blije ogen in het leven te blijven staan terwijl je compleet toegetakeld en verminkt bent.’

Dat lijkt me ook jouw overlevingssysteem.

KS: ‘Ja. Vreugde en humor, zeker. Maar dat wil niet zeggen dat het je ook zal redden.’

Door het spelende kind te cultiveren lukt het je beter om naar de realiteit te kijken. Vandaar je voorliefde voor de hilarische werelden van Hugo Matthysen, met wie je vaak samenwerkt?

KS: ‘Klopt, humor werkt zo. Ik vind dat een wonderlijk gegeven. Langs de kant van mijn vader zit humor echt in de genen. Het is bij ons ook altijd heel evident en belangrijk geweest. Mijn vader zette ’s ochtends tirolermuziek op en maakte ons jodelend wakker. Hij was een echte Scandinavië-fan. Op mijn twaalfde kreeg ik boeken van Ibsen en Sigrid Undset. We zijn ook naar de middernachtzon in Noorwegen getrokken. Alles was zo avontuurlijk en romantisch, en heel erg gericht op de familie.’

Wanneer heb je ontdekt dat het leven geen ponykamp is?

KS: ‘Pas laat. Na mijn veertigste. Ik ben heel lang blijven leven in een soort universum van dromen. Ik was eigenlijk heel verlegen. Of laat ik het een gevoel van ongemak noemen. Ik kon uitbundig zijn maar ook heel snel in elkaar kruipen. Ik heb heel lang niet goed geweten wat ik met de buitenwereld moest.’

Was het contrast tussen je sprookjesachtige nest en de buitenwereld te groot?

KS: ‘Dat clashte, ja. In academies en theatermiddens heb ik me een tijdje goed gevoeld maar ook dat veranderde. Omdat je jezelf moet verkopen. Je wordt een product. In de jaren 90 zei iemand ineens: “Je marktwaarde is gedaald want je bent moeder geworden.” Ik stond daar totaal niet bij stil want ik kende dat soort productgericht denken niet. Wij hebben als makers een voorbeeldfunctie. In tv-series mogen we niet roken, we moeten altijd onze gordel dragen. Wij voeden de samenleving mee op. Maar tegelijk kiest men voor het beeld dat het best verkoopt. In plaats van de verscheidenheid in onze samenleving in beeld te brengen en keuzes te baseren op wat ons gelukkig maakt, kiest men voor wat het best in de markt ligt. Want de realiteit is blijkbaar altijd té: te klein, te groot, te jong, te oud, te intelligent … Die mentaliteit dragen we mee uit naar de maatschappij. Niet de schoonheid van verscheidenheid wordt getoond maar het productgericht denken wordt gepromoot.’

Na je veertigste was het sprookje uit?

KS: ‘Ik ging een andere levensfase in. Dat had ook te maken met een relatie die slecht is afgelopen. Ik ben daar enorm van geschrokken. Je zou kunnen stellen dat ik heel lang de overtuiging had: als ik het echt goed doe, als ik lief en warm ben voor mensen, dan komt het wel goed. Maar dat is niet zo. Ik heb moeten leren dat niet alle mensen gericht zijn op communicatie en verbinding, dat er ook mensen zijn die gewoon willen afmaken. Vroeger zou ik naar die mensen toegegaan zijn en als een herdershondje geprobeerd hebben om de dingen bij elkaar te brengen. Dat is zo onnozel! Ik had niet door hoe ongelofelijk groot je jezelf voelt als je denkt dat je de dingen kan verenigen. Ik heb nu geleerd dat liefde ook gewoon is: iemand met rust laten. Dat betekent niet dat ik het moet aanvaarden, maar dat ik mijn eigen weg moet gaan.’

 

Icone citation

‘Ik vind anderen hun geluk gunnen zo’n positieve gedachte. Eentje die de bodem voedt zodat er overal bloemen kunnen groeien’

Werd je daar bitter van?

KS: ‘Nee. Ik ben heel erg geschrokken, ik heb veel verdriet gehad, maar er is geen andere keuze in het leven, denk ik. Als je in die bitterheid gaat, kom je in een destructiemodus terecht waar je niks aan hebt. Ik leef heel graag. Ik ben graag bij mensen. En ik ben heel blij met mijn familie. Op een bepaald moment zag ik het echt niet meer zitten. Ik voelde me zo waardeloos, ik had geen respect meer voor mezelf, ik wou niet meer verder, ik had geen zin meer in dit leven. Ik sprak erover met mijn zus en zij zei: “Oké, je hebt een aantal dingen meegemaakt. Pech. Je had ook kunnen geboren worden in het Syrië van vandaag. Doe jij maar gewoon voort met wat je bezig bent.” Boenk! (lacht) Ik was blij dat ze mij zo confronteerde en uit mijn zelfmedelijden haalde. Als ik zwaarmoedig werd, dacht ik soms terug aan al die wondermooie dingen waar ik als klein meisje verrukt over kon zijn. Een takje, een schelp of een steen, de kleine wonderen in het leven. En aan mijn onwaarschijnlijk tof kindje. (Vertederd) Zo een fijn baasje, met zijn witte haartjes en zijn brilletje. Ik ben zo blij met hem. En mijn oudste zoon. Die is intussen 23 en kampt met ernstige fysische problemen. Het is al een zware tocht geweest maar hij doet het echt goed.’

Haal je vooral steun uit de mensen rond je? Of ga je ook te rade bij therapeuten?

KS: ‘Ik heb bij momenten professionele hulp gezocht. Ik ben ook altijd geïntrigeerd geweest door vragen als: wie ben ik, wie is de ander, waar ligt de grens en hoe kan ik dichter komen bij wie ik echt ben. Als je speelt, ben je ook bezig met mensen en verhoudingen. Me daarin verdiepen voelt een beetje als mijn huiswerk maken. Door wat ik heb meegemaakt, heb ik het gevoel dat ik meer geworden ben wie ik gewoon ben. De pose die ik aannam, uit bescherming of uit ongemak in de wereld, is nu betekenisloos geworden.’

Geef je het sprookje van vroeger mee aan je kinderen? Of doe je het toch anders?

KS: ‘Ik kan het alleen maar anders doen. Mijn ouders waren samen. Een heel passioneel koppel. Ze kennen elkaar van hun vijftiende en hebben altijd veel gepraat. Intussen zijn ze in de tachtig en nog altijd verliefd. Soms kijkt mijn vader ineens naar mijn moeder en dan zegt hij tegen mij: “Dat is zo een lieve, zo een lieve …” Terwijl de tranen over zijn wangen rollen.’

Zo blijf je toch gewoon geloven in de liefde?

KS: ‘Natuurlijk. Dat sterkt mij. Als je met elkaar blijft praten en elkaar echt wilt ontmoeten, dan kan het. Als je niet wilt, omdat je bang bent, je benadeeld of bedreigd voelt, dan lukt het niet. Het is uiteraard niet zo simpel als ik het nu voorstel. Er zijn omstandigheden zoals ziekte, sociale context enzovoort die je op de proef stellen en kunnen afleiden. Maar het begint in eerste instantie met nieuwsgierigheid en willen.’

En hoe zit het met de humor? Sta jij ’s ochtends ook jodelend in de kamer van je zoon?

KS: (Glunderend) ‘Soms zetten we alle deuren in ons huisje open. Dan zet ik pianomuziekjes uit de jaren 30 op en huppelen mijn zoon en ik door de ruimte. Ons hondje loopt daar dan de hele tijd achteraan. Of we springen op bed, dat soort dingen.’

Je zei ooit: ‘Ik neem het mijn ouders een beetje kwalijk dat zij mij niet wat meer weerbaar hebben gemaakt.’

KS: ‘Ik heb daar ooit eens met mijn moeder over gesproken. “Waarom heb je mij zo weinig getoond wat voor kwaaie dingen er rondlopen?” Mijn moeder zei: “Mijn eigen ouders hebben nooit ruzie gemaakt terwijl wij dat zagen. Wij wilden als koppel wél openlijk ruziemaken, zodat onze kinderen weten wat het is om emoties te voelen, kwaad te zijn, je uit te drukken. Daarnaast wilden wij vooral heel veel liefde geven, omdat we gelukkig waren samen. Waarom zouden wij je weerbaar moeten maken voor iets wat wij op dat moment niet zagen? Waarom je weerbaar maken voor moeilijkere tijden als die tijden er op dat moment nog niet zijn?” Mijn ouders hebben de oorlog meegemaakt, dus ik begrijp het wel. Laat ons zeggen dat het een uitspraak is uit mijn late puberteit.’ (lacht)

Heb jij iemand naast je nodig om gelukkig te zijn?

KS: ‘Ik heb een vriend. We wonen niet samen, maar we zijn wel vaak samen. Als je iemand goed ontmoet, is dat heel fijn. Ontmoet je iemand die het niet goed met je meent, dan haalt dat al je mogelijkheden en heel je wezen naar beneden. Maar ook in dat soort relaties heb ik mij altijd toegewijd gedragen. Zo liet ik over mijn grenzen gaan.’

Dat is vaak de valkuil als je mild en zacht probeert te zijn.

KS: ‘Absoluut. Maar ik vind dat wij veel te vaak oordelen over elkaar en conclusies trekken. Communicatie zorgt voor begrip en empathie. Misschien heb ik er daar zelf een beetje te veel van. Maar naar elkaar luisteren is zo belangrijk, en anderen hun geluk gunnen is zo een positieve gedachte. Een gedachte die de bodem voedt zodat er overal bloemen kunnen groeien. We gaan daar soms compleet aan voorbij. Omdat we bang zijn, ons bedreigd voelen of in onmacht gaan. Dan keren we ons tegen de ander en vernietigen we het geheel. In plaats van een wij-verhaal is alles tegenwoordig een ik-verhaal, volledig gericht op economisch gewin. Zo ontstaat er een scheefgetrokken situatie. Waarom zo inhakken op kunst en zorg, op alles wat in de non-profitsector zit? Zijn we alleen maar goed bezig als we goede wegennetwerken hebben en als de bedrijven floreren? Natuurlijk moeten er jobs gecreëerd worden, maar wat met de andere sectoren? Kunst is een manier van communiceren. Het is een innerlijk aanspreekpunt, een taal waarmee je met je innerlijke praat én met elkaar. Spelen en creëren is leven geven. Daar moet voor gezorgd worden. Zo niet, dan verdwijnt er heel veel eigenheid uit onze samenleving.’

Kunstenaars hebben een zekere gevoeligheid. Hoe ga jij daarmee om?

KS: ‘Ik heb gelukkig een vriend die heel gegrond is. Dat doet deugd. Omdat mijn leven zo ongestructureerd is, heb ik nood aan een goede basis. Ik omring mij met een kleine groep mensen. Vroeger was ik extreem gesloten, ging ik veel alleen wandelen in de bossen. Ik had de behoefte om mij af te sluiten, bijna als een kluizenaar. Op persconferenties vertrok ik al na tien minuten. Ik vroeg mij af wat ik daar zat te doen. Mijn weg is ook altijd heel alleen geweest, omdat ik mij zo veel vragen stelde. Dat maakt allemaal deel uit van het opgroeien in de wereld. Ik heb daar nu veel minder last van. Ik kan bepaalde gevoeligheden beter plaatsen. Ik heb ook minder behoefte om dingen op te lossen of te herstellen. Het herdershondjescomplex, waarbij je volledig in dienst staat van een groep en zorgt dat alles mooi in elkaar valt, is veel minder. Daarom maak ik nu met mijn vzw Maquis ruimte om te doen wat ik al lang wou doen. Het is een herontdekken van wie ik oorspronkelijk ben. En ik wil dat delen. Ik kijk heel erg uit naar het uitwisselen en samenwerken met anderen.’

Met de jaren valt de puzzel in elkaar?

KS: ‘Ja. Ik vind het fijn dat je toch een klein beetje verstand krijgt van je bulten en builen. Je moet ze er dan wel bijnemen, je bent minder gaaf, vanbinnen en vanbuiten. (schaterlacht) Ouder worden voelt heel bevrijdend. Anderzijds is tweeënvijftig een leeftijd waar ik zelf van schrik. Ik ben er ook helemaal niet mee bezig, zeker niet als ik koprol of handstand doe in het gras.’

Word je ook milder voor jezelf?

KS: ‘Ik ben heel streng voor mezelf. Ik probeer dat minder te doen en me daar ook vrijer in te voelen. Dat lukt al beter, maar soms denk ik nog dat ik niet genoeg dit of niet genoeg dat ben. Dan heb ik de neiging om te beginnen zagen.’

Dan moet je confronterende zus nog eens langkomen.

KS: ‘Haha! Soms zeg ik: “Nu heb ik toch wel weer keihard zitten zagen!” Dan antwoordt zij: “Dat is ook groeien.” Nu zeg ik dus af en toe wel eens: “Misschien moeten we nog een beetje groeien …”’

Wie is Karlijn Sileghem?

In het bos van het Vlaams-Brabantse Walfergem staat een huisje. Karlijn Sileghem (52) groeide er op met haar ouders, twee broers, zus en pleegzus. In 1987 studeerde ze af als actrice aan Studio Herman Teirlinck, waarna ze een rolletje versierde in het universum van Mik, Mak en Mon. Ze maakte naam in de theaterwereld, o.a. bij Blauwe Maandag Compagnie, Het Toneelhuis, KVS en Victoria, maar de grote doorbraak kwam er in 2007 met de Eén-reeks Katarakt en series als Sedes & Belli en Het Peulengaleis. Speelvogel Sileghem was recent te zien in Home, de bekroonde film van Fien Troch, en op de planken met Hele dagen in de bomen en Onbevreesd. In het najaar kan je haar spotten in de series 13 Geboden en Vastbenoemd op VTM en in 2018 brengt ze Onnozele met haar theatergezelschap Maquis. Nu nog uitkijken naar Coureur, de debuutfilm van Kenneth Mercken, waarin Karlijn de moeder speelt. In het echte leven is Karlijn mama van twee zonen: een van 23 en eentje van 8.