Kan je jezelf gezond eten?
Voeding als medicijn?
Odette Schoonenberg gelooft niet dat je alle ziektes kan genezen met voeding, maar sommige wel. ‘Wat diabetes 2 betreft weten we inmiddels dat voeding het proces terug kan draaien. Wat kanker betreft weten we nog nauwelijks iets. Onderzoeken lijken elkaar tegen te spreken. Dat is jammer, maar er ligt ook een boodschap in verborgen. Iedere kanker is uniek. Het is wel bekend dat bepaalde voeding, maar bijvoorbeeld ook overgewicht, het risico kan vergroten. En er zijn een aantal opmerkelijke aspecten met betrekking tot individuele kankersoorten, maar dat is een lang verhaal. We weten bijvoorbeeld dat het kruid fenegriek bij veel kankersoorten positief kan werken, maar eierstokkanker net aanwakkert. Het is geen eenduidig verhaal.’
In de praktijk van diëtiste Christine Tobback blijkt voeding vaak niet het medicijn, maar de trigger voor ziektes. Ze vond verbanden tussen voeding en fysieke en mentale klachten zoals depressie, CVS, fibromyalgie en AD(H)D. Het viel haar bijvoorbeeld op dat meer en meer kinderen medicatie gebruiken om AD(H)D te bestrijden. In haar boek Focus Food stelt ze zich de vraag of de verandering van ons eetpatroon, waarin meer ongezonde en zoete etenswaren voorkomen, een rol speelt. Naast een verandering naar een ongezonder eetpatroon, ziet Tobback ook een stijging van druk, dus van stress. Beiden kunnen ervoor zorgen dat gevoeligheden voor bepaalde stoffen groter worden, wat aanleiding geeft tot lichamelijke klachten en veranderingen in hersenfuncties. De zoektocht naar de triggers in de voeding die aan de basis van de klachten liggen, lijkt soms echter op een zoektocht in een doolhof. Mensen die bijvoorbeeld te maken hebben met AD(H)D reageren op zoveel voedingsstoffen dat het voor henzelf moeilijk uit te zoeken is wat gezond of ongezond is voor hen.
In haar eigen praktijk ontdekte Tobback vooral koemelkovergevoeligheid, fructosemalabsorptie of leveroverbelasting en histamine-intolerantie bij mensen met AD(H)D. Daarnaast spelen mogelijke tekorten een rol, zoals een tekort aan magnesium en omega 3- en 6-vetzuren. Ervaringen uit de kindertijd kunnen betekenisvol zijn en informatie bieden: ‘Kinderen die mager zijn herkennen meestal heel goed waar hun lichaam op reageert, zodat ze soms heel kieskeurig kunnen zijn met betrekking tot eten. Naarmate ze hun kieskeurigheid verliezen, zien ze meer en meer klachten ontstaan en ook hun gewicht toenemen. Hun klachten krijgen een chronisch karakter doordat ze herkenningspunten verliezen met hun voeding: ze weten niet meer dat dit of dat hen ongemak bezorgt.
We moeten als het ware terugblikken naar onze kindertijd om te weten te komen waar ons lichaam zich goed bij voelde. Een kind dat vroeger geen brood, fruit of melk lustte moet op volwassen leeftijd die voedingsmiddelen het best met mate gebruiken of er kunnen zich problemen voordoen met de gezondheid.’