Evelien was jong & depressief: ‘Als ik ’s avonds de deur achter me dichtsloot, ontplofte mijn hoofd’

Een op de vijf jongeren kampt met psychische problemen, kopten de kranten onlangs. De helft daarvan heeft nood aan gespecialiseerde hulp – die er lang niet altijd is. Daarom vindt op 5 december de eerste Rode Neuzen Dag plaats, om geld in te zamelen. Zodat elke jongere de kans krijgt om uit te groeien tot een weerbare volwassene. Een kans die journaliste Evelien Chiau (25) kreeg en met beide handen greep.

Tekst Evelien Chiau

Ik vecht al enkele jaren met en tegen een paniekstoornis en een obsessief-compulsieve stoornis. De laatste maanden namen ze mijn hele zijn over. Toen ik keer op keer weer de trein miste naar het werk omdat ik ‘nog snel iets moest gaan controleren’ of niet meer kon bewegen van de paniek, besefte ik dat ik meer hulp zou nodig hebben dan enkel medicatie en een gesprek hier en daar. Het hele gedoe over van dokter naar dokter hoppen door het enorme tekort aan psychologen en psychiaters in dit land bespaar ik jullie, maar ik heb er intussen zeven bezocht op enkele maanden tijd.

In december nam ik twee weken verlof omdat ik ‘op’ was. Niet lang genoeg volgens mijn psychologe en huisdokter, die me eigenlijk al een week eerder hadden aangeraden om te stoppen met werken tot de volgende afspraak met mijn psychiater eind januari. Ik reageerde onthutst: ‘Pardon? Ik ga wel geen anderhalve maand ziekteverlof nemen hé.’ Ik herinner me nog erg goed dat mijn toenmalige psychologe op een gegeven moment zei: ‘Ofwel beslis je nu zelf om rust in te plannen, ofwel stort je binnenkort gewoon helemaal in. En dan zal je geen keuze meer hebben.’ Ik vond dat ze overdreef en sloeg haar raad in de wind. Wist ik toen maar hoé hard ze het bij het juiste eind had.

De huisdokter nam contact op met de psychiater om te checken of ze mijn antidepressiva alvast mocht verdubbelen. Het eerste antidepressivum waarmee ik in aanraking kwam was Seroxat. Na een eerste consultatie bij mijn psychiater besloot die al dat mijn antidepressiva vanwege mijn behoorlijk hevige obsessief-compulsieve stoornis en paniekstoornis, in combinatie met de neerslachtigheid die ik toen (en nu) voelde, verdriedubbeld tot verviervoudigd moest worden. Omdat je met zoveel Seroxat in je bloed nog nauwelijks kan functioneren kreeg ik in plaats daarvan Zoloft. 50 mg om te beginnen.

Als herboren. Of niet.

Uiteindelijk rustte ik uit tijdens mijn verlof en voelde me als herboren toen ik opnieuw ging werken. Ik kreeg elke dag alles gedaan wat ik wilde en voelde me zelfzekerder in wat ik deed. Maar ’s avonds had ik vaker en vaker dissociatieve black-outs waar ik me zorgen over maakte. Ik nam ook steeds meer Xanax, om niet bang te moeten zijn van mezelf en de gedachten in mijn hoofd. Dat alles plots weer goed ging bleek dus een illusie. Achteraf werd me ook uitgelegd waarom: ik ging werken met een masker en hield me de hele dag door sterk. Wanneer ik thuis de deur achter me sloot, ontplofte mijn hoofd. Met als gevolg dus die vreemde uitspattingen, die abnormale gedragingen en gedachten die ik zelf niet snapte.

Ik was pas twee weken weer aan het werk toen er plots die vreselijke vrijdagochtend was waarop een van mijn beste vrienden onder een trein terechtkwam en dat niet overleefde. Daarop volgde een week van leven in een roes. Eindeloos huilen. Niet willen geloven dat hij écht weg was. Nauwelijks slapen uit angst voor meer slecht nieuws. Niet weten wat te doen. Herinneringen ophalen en lachen over alle gekke dingen die hij uithaalde. Er zijn voor zijn ouders. De muziek voor de begrafenis kiezen. Zo veel mogelijk samen zijn met alle overblijvenden. Zo weinig mogelijk alleen zijn.

Maandag had ik een afspraak met mijn psychiater. Eindelijk. Die schreef me Trazolan voor om me toch wat te laten slapen. Maar al nam ik een dubbele dosis, ik deed geen oog dicht. En dan was er die andere vreselijke vrijdagochtend: de begrafenis. Zijn ouders hadden gevraagd of ik een tekst wou schrijven en voorlezen in naam van alle vrienden. Ik wou niets liever. Ik heb de hele begrafenis aan één stuk door gehuild, behalve bij het voorlezen van mijn tekst. Ik heb geen seconde opgekeken, ik moest constant tranen wegslikken en had de hele tijd een trillende stem. Maar ik heb het gedaan. Het laatste wat ik voor hem kon doen. Sindsdien is het gemis groter dan ooit. Ik wil hem zo graag hier bij me hebben.

Zaterdag leek ik een klik te hebben gemaakt: dat hij me niet zo zou willen zien. Nooit. Dat hij me verdorie een serieuze schop onder mijn kont zou verkopen. Hem kennende, zou hij eerder willen dat we op met z’n allen op zijn graf zouden staan dansen op de tonen van Joy Division, Elvis Presley, Lou Reed, Bauhaus en The Smiths. Met een fles vodka in de hand. ‘Je kan dit!’, dacht ik, ‘Voor hem! Voor alle anderen die er nog zijn!’ Op zich verliep dat vrij goed. Ik begon met elke dag iets leuks te doen, hoe klein ook. En knipoogde dan eens naar zijn foto.

Zelfmoordpoging

Tot ik de maandag daarop wakker werd (in mijn zetel, want naar bed gaan durfde ik nog steeds niet uit angst dat ik de volgende ochtend wederom slecht nieuws zou krijgen) met een sms van een vriendin: ‘Zelfmoordpoging achter de rug. Heb het overleefd.’ Mijn hart stopte een seconde met slaan. Mijn adem stokte. Ik ben er vrij zeker van dat alle bloed uit mijn gezicht wegtrok. Toen ik haar na enkele pogingen aan de lijn kreeg ben ik halsoverkop naar het ziekenhuis gereden. Daar heb ik aan haar bed gezeten tot ze wakker werd. Geen idee hoe lang dat effectief duurde, maar voor mij leek het eindeloos.

Het was op dat moment, toen ik de tranen langs mijn wangen voelde lopen terwijl ik haar zo kwetsbaar – maar godzijdank ademend – zag liggen, dat ik het besefte. Dat ik wel eens de volgende zou kunnen zijn. Het is niet dat ik het de laatste tijd niet voldoende overwogen had. Bovendien had ik ruim voldoende pillen en alcohol in huis om er een einde aan te maken. En wie zou me tegenhouden of tijdig vinden?

Mijn psychiater kreeg ik na vijf pogingen nog steeds niet aan de lijn, maar het ziekenhuis verbond me wel door met de psychiatrische afdeling. Na een korte uitleg en inzage van mijn dossier lieten ze me weten dat ze me het liefst die avond nog wilden opnemen. Dus ging ik, heel kalm, naar huis om wat spullen in te pakken. Een klein halfuur later stond ik op de spoedafdeling: ‘Ze verwachten me.’
Sindsdien (intussen twee weken) verblijf ik op de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. Binnen enkele weken word ik overgeplaatst naar een psychiatrisch ziekenhuis. Welk ziekenhuis dat precies zal zijn is nog niet helemaal duidelijk. Want ook daar zijn de wachtlijsten vaak eindeloos.

Medicamenteus doe ik het momenteel met 200 mg Zoloft en 100 mg Trazolan. Dat is meer antidepressiva, maar vooral: geen benzodiazepines meer. Volledig afgekickt na 5 jaar gebruik van Xanax in nog geen 3 weken tijd. Met behulp van Tranxène en Valium, maar ook die zijn intussen naar niets herleid. Laat mij maar even fier zijn. Dan is er toch nog iets.

Helemaal alleen

De meeste ‘goede’ vrienden heb ik nog niet gezien en nauwelijks of niet gehoord. Mensen van wie ik dacht dat het échte vrienden waren. Degenen van wie ik het nu net het minst verwachtte, die zaten al naast mijn bed. En een ton gezinnen waar ik ging babysitten. En de familie van de jongen die drie weken geleden overleden is. Terwijl die mensen genoeg andere zaken aan hun hoofd hebben doen ze toch nog alle moeite van de wereld om mij op te fleuren. Ze brachten een trui mee die ik hem ooit cadeau gaf. Zijn geur zit er nog in.

Ik ga er niet om liegen: het besef dat je er uiteindelijk quasi alleen voor staat – met uitzondering van enkele personen uit compleet onverwachte hoek die er onvoorwaardelijk voor je blijken te zijn – doet ontzettend veel pijn en heeft me een ferme terugslag bezorgd. Maar ik kan nu wel vrij makkelijk het kaf van het koren scheiden. Als ik aan een lichamelijke aandoening leed, had ik vast elke dag bezoek. Maar een mentale? Kom zeg. Zo’n aandachtshoererij.

‘Als ik aan een lichamelijke aandoening leed, had ik vast elke dag bezoek. Maar een mentale? Kom zeg. Zo’n aandachtshoererij’

Bloemlezing van de reacties die ik regelmatig te horen krijg (en ja, zelfs van ‘goede vrienden’ – vooral van ‘goede vrienden’): ‘Huh, maar gij zijt toch helemaal niet depressief? Gij zijt altijd keivrolijk!’, ‘Alsof gij de enige met problemen zijt. Weet ge wel wat ik al heb moeten doormaken? En ik vecht er me toch ook door zonder pillen en psychologen’, ‘Zeg, alstublief hé, ge zijt net 23, ge hebt een goeie job en een superleuk huisje. En nu gaat ge dat allemaal opgeven omdat ge u efkes niet zo goed voelt?’, ‘Borderline heeft zo’n vage definitie. Iedereen kan daaraan voldoen’, ‘Euh, ik ken mensen met borderline en dat hebt gij écht niet ze’, ‘Iedereen moet verder met zijn leven hoor. Probeer gewoon eens het positieve te zien in plaats van zo te focussen op het negatieve’, ‘Is dat écht nodig dat ge naar zo’n psychiatrisch ziekenhuis gaat? Laat ge u niet gewoon iets aanpraten?’, ‘En uw werk? Wie gaat er u nog willen aannemen?’, ‘Ge zoudt beter gewoon stoppen met al die pillen’, ‘Die psychologen en psychiaters gaan uw problemen niet oplossen ze. Dat gaat ge toch zelf moeten doen’. En die laatste stelling, die is nog niet eens zo verkeerd. Ik zal het zelf moeten doen. Maar niet alleen, want dat lukt me niet. En precies daarom ben ik hier.

Bijna twee jaar geleden publiceerde journaliste Evelien Chiau dit op haar blog.

‘Of ik het vandaag nog op dezelfde manier zou schrijven weet ik niet. Wat ik wel weet is dat het mijn gevoel van toen haast perfect verwoordt. Ik was op. Zo op dat ik zonder professionele hulp niet meer wist hoe het met me verder zou moeten. Uiteindelijk verbleef ik een half jaar in psychiatrische opname. Die opname bleek later de beste beslissing te zijn die ik ooit nam.’