Hokus pokus
Windpokken. Griep. Verzwakt. IJzertekort. Drie kilo vermagerd. We ploeteren ons doorheen de weken. De oudste zoon groeit en bloeit, de kleinste is ziekelijk en zwak. Ik voel me een soort goochelaar die de ene oplossing na de andere uit de hoge hoed heeft getoverd en nu chagrijnig met de hoed staat te schudden die leeg is, helemaal leeg. In het ziekenhuis lees ik hem voor uit een verfrommeld boekje. Sneeuwwitje moet zijn aandacht afleiden van het bloed prikken. Maar mijn stem klinkt benepen wanneer ik het liedje van de dwergen zing, en hij huilt hysterische tranen als de naald in zijn arm gaat. Ik wil de dokter het liefst slaan maar ik ben er te moe voor. Ik schrijf handleidingen voor de thuisoppas en duik onder in koffiebars waar ik met oordoppen in enkele uren gejaagd ga schrijven. Hoe haal je drie werkweken in op drie uren? Ik haal trucjes boven om hem te doen eten, want als hij dat niet doet moet hij een baxter. Ik verzin spelletjes met vitaminepillen. ’s Nachts wieg ik hem en troost ik hem en kijk dan nog enkele uren naar het plafond. Mijn grootste wens is dat alles eens drie dagen probleemloos verloopt. Ik ben kwaad en moe.
En dan stort ik mijn hart uit bij een andere mama. Dat het niet praktisch is, de ene ziekte na de andere. Dat het ouderschap niet echt combineerbaar is met wat het leven verder van me vraagt. Dat het dringend moet ophouden want dat alles wat ik moet en wil op de helling komt te staan. Ze drukt me een boekje in de hand. Het fluisterkind. Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Het boek is gebaseerd op het idee dat een kind via zijn gedrag en gezondheid aanwijzingen influistert voor de moeder. Mijn kind is dus ziek door mij? Mooi is dat.
Veranderingen in je eigen leven aanbrengen zorgt er volgens het boek voor dat je een blij en gelukkig kind krijgt. Het zal wel, denk ik. En ik blader lusteloos verder. In een oefening moet ik over mijn kind schrijven. ‘Mijn kind is ziek, verzwakt en moe’, schrijf ik. ‘Hij eet slecht en hij slaapt slecht. Hij wil niet meer meedoen met de dagelijkse mallemolen. Hij wil gewoon thuis zijn en tot rust komen.’ Vervolgens moet ik overal waar ‘hij’ of ‘mijn kind’ staat ‘ik’ invullen. Dat is slikken.
Een week later schreeuwt mijn zoon mijn wanhoop uit, na een drukke dag met een chaotische avond. Ik hoor hem. Ik hoor mezelf. Ik neem de bijl en we hakken knopen door. Er zitten blijkbaar nog wat konijnen onder de dubbele bodem van de hoed, en grote. Ik ga minder werken en we verhuizen. Weken later is mijn zoon een zingende kleuter die groeit en bloeit. En ik zit er met een kopje koffie naar te kijken.
Het moederschap is a hell of a job, besef ik wanneer ik met een vriendin praat van wie het kindje nooit goed slaapt en elke dag boos is. Wij moeders, we denken dat we het huis schoon moeten houden, vers moeten koken en onze deadlines het liefst maar een klein beetje overschrijden, terwijl we voor die alles verterende hummels zorgen. Die hummels die het ons tijdig influisteren, dat hun beste zorg die voor onszelf is.
Hade Wouters, mama van twee zonen en adviseur in een onderwijsorganisatie, brengt verhalen en gedachten uit het leven gegrepen.