Hoeveel ratio zit er in de liefde?
Drost bestudeerde al jaren het fenomeen liefde toen hij zelf een relatie van tien jaar op de klippen zag lopen. Over zijn liefdesverdriet schreef hij het boek Als de liefde voorbij is(De Bezige Bij, 2017). Hij meent dat het romantische ideaal berust op een verkeerde denkwijze. Een ideaal kan namelijk geen werkelijkheid worden en is dus onrealistisch. Zo gesteld lijkt dat een redelijk uitgangspunt, maar waarom adviseren we onze kinderen en vrienden dan zo vaak om ‘je gevoel te volgen’ als het op de liefde aankomt? Soms zijn die gevoelens best tegenstrijdig en niet geschikt als richtingaanwijzer, zeker als je niet helemaal ongeschonden uit een vorige relatie bent gekomen. ‘Na een relatie van vier jaar en een breuk die ik niet zag aankomen, ben ik veranderd’, zegt Lukas (22). ‘Mijn vorige relatie begon zoals bij veel jongeren: een mooi meisje zien, aan de praat geraken, voelen dat je op dezelfde golflengte zit, dat je gezien en begrepen wordt en dan, bam, de vonk die in alle hevigheid overspringt. Ik had de breuk echt niet voelen aankomen. Ik was die periode erg gefocust op mijn studie, zij wilde meer en vaker forse emoties voelen, zo bleek. We hadden nochtans al veel plannen voor later. Net dat maakt mij nu erg onzeker. Wat kan ik nog geloven? De onzekerheid heeft me verhard. Ik probeer nu rationeler naar de liefde te kijken.’
Het klinkt logisch om je gevoelens en emoties te willen inbinden na liefdesverdriet. Je verstand lijkt je te zeggen dat je beter beroep doet op de ratio: rustig nadenken, voor en tegen afwegen, geen al te grote risico’s nemen om niet nog eens gekwetst te worden. Maar dreigen we zo ook niet heel veel vreugde mis te lopen? In zijn boek Liefde. Een onmogelijk verlangen(Lannoo, 2014) stelde psychiater Dirk De Wachter dat we een problematische relatie met de liefde aangaan als we haar altijd maar willen begrijpen en analyseren. ‘Het is een kwalijke illusie dat de liefde maakbaar is. Zo knijpen we ze als het ware dood’, stelt De Wachter.