Hoe extreem zijn we (soms) zelf?
Tirannie van de onderbuik
Wie herkent het niet: je geraakt verwikkeld in een gesprek en probeert de ander te overtuigen met, in jouw ogen, de beste argumenten ooit. Of: je leest een opiniestuk in de krant en kan je voor de volle honderd procent terugvinden in de woorden van de auteur. Ha, denk je, die slaat de nagel op de kop, daar is geen speld tussen te krijgen. Twee dagen later staat de krant bol van de lezersbrieven en reacties van opiniemakers die daar helemaal anders over denken. ‘Iedereen vindt dat zijn standpunten gebaseerd zijn op waterdichte argumenten’, beaamt Mersch. ‘We denken allemaal dat de feiten ons overduidelijk gelijk geven.’ Maar volgens recent onderzoek worden onze standpunten voornamelijk bepaald door onze onderbuik en hobbelt onze ratio er meestal maar wat achteraan. Je kan iemands standpunten dan ook eenvoudig manipuleren door zijn onderbuik te bespelen. Zo is er bijvoorbeeld de studie van onderzoeker Jonathan Haidt die toevallige voorbijgangers op straat een aantal vragen stelde: mogen neven en nichten met elkaar trouwen, of, is het verkeerd om de auto te nemen om naar je werk te gaan als je die afstand even goed kan lopen? Bij de helft van de geïnterviewden was de plek waar de proefpersonen stonden vooraf besproeid met een spuitbus met een walm van schetengeur. De andere helft sprak de onderzoeker pas aan nadat die geur vervlogen was. Na analyse van de resultaten bleek dat de geur wel degelijk invloed had: proefpersonen in de sterke stank waren harder in hun oordeel over morele overtredingen. Wetenschappers hebben nog andere methodes gebruikt om mensen te laten walgen: hen ondervragen in een smerige kamer of hen confronteren met foto’s van etterende wonden bijvoorbeeld. In al die experimenten was de conclusie hetzelfde: hoe erger de proefpersonen walgen, hoe strenger hun morele oordeel.
‘Ook al denken we dikwijls dat onze standpunten rationeel opgebouwd en wetenschappelijk onderbouwd zijn, toch geeft de literatuur aan dat ons moreel oordeel eenvoudig te manipuleren is door een onderbuikgevoel zoals walging’, zegt Mersch. ‘Dat lijkt erop te wijzen dat niet onze ratio maar wel onze onderbuik de touwtjes in handen heeft. Onze ratio is vaak slechts een woordvoerder die zijn stinkende best doet om dat onderbuikoordeel te verdedigen. Meestal gebruiken we feiten zoals een zatlap een lantaarnpaal gebruikt: niet als verlichting, maar enkel als ondersteuning. Ben je voor open grenzen, dan post je een artikel over die Syrische vluchteling die bij het centraal station van Amsterdam een man van de verdrinkingsdood redde. Wil je liever dat vluchtelingen opkrassen, dan deel je een artikel over Syriërs die voor overlast zorgen. In een discussie gaan we niet per se op zoek naar de waarheid, maar proberen we vooral om onze tegenstander in het nauw te drijven. Dat lukt goed als je slim bent, veel gelezen hebt en snel kan citeren uit allerlei onderzoeken. Maar kennis en intelligentie beschermen je niet noodzakelijk tegen de invloed van je onderbuik. En net daarom is het vaak zo moeilijk om te bepalen wie er gelijk heeft.’