Waar staan we eigenlijk voor? Er zijn van die momenten waarop we ons die vraag iets pertinenter stellen dan anders. In theorie lijkt ze gemakkelijk te beantwoorden, maar in de praktijk wijkt ons gedrag wel eens af van onze principes. Of we betrappen onszelf op een uitspraak die we nooit dachten te zullen doen. Wat is er aan de hand?
Tekst Anne Wislez – Foto Shutterstock
Geef toe, we denken graag over onszelf in termen van rechtlijnigheid. Ik ben iemand uit één stuk, ik weet waar ik voor sta. Het is stabiliserend voor jezelf en ook geruststellend voor de omgeving als je principes duidelijk zijn en je woorden en daden op één lijn liggen. Jammer genoeg zijn we lang niet altijd zo rechtdoorzee als we onszelf graag zouden zien. In deze polariserende tijden – waarin ook nog eens van je gevraagd wordt dat je klare standpunten plaatst in oneliners, die dan naar hartenlust ondersteund of bevochten kunnen worden door likers en dislikers – betrappen we ons meer dan eens op tegenstrijdige verklaringen. Zo posten we de ene dag verontwaardigd een filmpje over mishandelde kuikens, om de volgende dag trots met onze toch wel erg geslaagde Yakitori-kipspiesjes op Instagram te verschijnen. Kunnen we dat eigenlijk wel maken? Waar staan we dan nog voor? Of we dachten dat we super menslievend waren, het type dat altijd klaarstaat om een of andere verdwaalde reiziger op onze zetel te leggen, maar door de vluchtelingencrisis horen we onszelf anders piepen. ‘We kunnen toch niet iedereen binnenlaten?’ En waar je vroeger altijd medeleven voelde voor de zieke mens, word je plots lastig van de zoveelste burn-outer in je omgeving. En ik maar werken voor al die uitkeringen, of wat? Terwijl je jezelf altijd kende als tolerant, betrap je jezelf plots op enggeestig denken. Hoe kan dat nu? Wie bén ik eigenlijk? Iedereen kent wel van die situaties die je zelfbeeld door elkaar schudden. Een nieuw aspect van jezelf gaat in conflict met delen van je persoonlijkheid die in overeenstemming zijn met groepsnormen, aanvaarde waarden, sociale conventies … waardoor je je opeens afvraagt wie je nu eigenlijk bent en je het plots ook niet meer zo evident vindt om beslissingen te nemen. Waar sta je voor als partner, als je altijd zweerde bij huwelijkstrouw maar je op een blauwe maandag wakker wordt naast die nieuwe collega waar je nooit voor door de knieën zou gaan? Waar sta je met je onvoorwaardelijke liefde als ouder als je dochter naar huis komt met een moslim en je die keuze maar niet verteerd krijgt? Waar sta je voor als burger als je altijd links of rechts georiënteerd was, maar je door schandalen, wanbeheer of onveiligheidsgevoelens plots niet meer weet welke ideologie je moet aanhangen en bij welke groep je maatschappelijk hoort? Waar sta je voor als diehard wetenschapper als je tijdens een tocht in de woestijn overvallen wordt door mystieke ervaringen, die je kwellen met de ontwrichtende vraag of er dan toch meer zou zijn tussen hemel en aarde? Op z’n minst sta je op zo’n moment iets minder solide dan de dag ervoor. Ineens is dat zelfbeeld in de spiegel een stuk minder helder. Je gedrag, gewoonlijk door min of meer rechtlijnige gedachten en gevoelens gestuurd, staat on hold. Een bepaalde rol die je altijd aannam, gaat krap aanvoelen, als een slecht zittende jas, en vraagt om genuanceerd of losgelaten te worden. Hallo, identiteitscrisis.
Andere tijden, andere identiteit
De vraag is of we wel zo’n rechtlijnige wezens zijn, definieerbaar en solide. ‘Er is geen wezenlijke identiteit’, schrijft psycholoog Paul Verhaeghe in zijn boek Identiteit. ‘Wie we worden hangt grotendeels af van onze omgeving. Als veel mensen vandaag de kluts kwijt zijn, dan zegt dat iets over de omgeving. Blijkbaar is die ingrijpend veranderd, en wij bijgevolg ook.’ Maatschappelijke veranderingen, cultureel bepaalde uitdagingen en persoonlijke levenservaringen schudden ons door elkaar en bepalen mee wie we zijn. ‘Op zich is het niet vreemd dat het leven onze zekerheden op tijd en stond uitdaagt door onverwachte gebeurtenissen. Het is juist heel normaal en in het merendeel van de gevallen ook positief’, zegt Verhaeghe. ‘Het omgekeerde zou betekenen dat we in een heel starre samenleving leven, waar verandering nauwelijks tot de mogelijkheden hoort. Als je ervan overtuigd bent dat je identiteit een stabiele, quasi onveranderlijke essentie is, die zich volgens een vastliggend patroon ontwikkelt, dan ervaar je crisissen en tegenstrijdigheden in jezelf als slecht. Maar als je ervan uitgaat dat identiteit een constant evoluerende constructie is, waarvan de evolutie voor een flink stuk afhangt van externe veranderingen, dan horen die erbij. Belangrijke veranderingen, zowel individueel als maatschappelijk, hebben zo goed als altijd te maken met een crisis.’ De Deens-Duitse psycholoog Erik Eriksson noemt een identiteitscrisis daarom ook een ontwikkelingscrisis: het vormt zelfs een voorwaarde voor persoonlijkheidsontwikkeling, een onvermijdelijke hindernis om tot verdere ontplooiing te komen.
Verkennen van grenzen
Onvermijdelijk, zo blijkt inderdaad. Zeker de laatste decennia krijgen we ruim de gelegenheid om onze identiteit op tijd en stond te herdefiniëren. De tijd dat je beroep voor je leven vastlag, politieke trouw aan een partij van grootvader op kleinzoon werd doorgegeven, huwelijkscontracten zestig jaar gerespecteerd werden en nadenken over jezelf als tijdverlies werd ervaren, is voorbij. We leven juist in een tijdskader waarin extremen en grenzen ijverig verkend worden en zaken die we liever verdoezelden meedogenloos worden opengelegd. Op seksualiteit zijn er weinig taboes, relationeel gaan we alle kanten uit, de technologie maakt kwantumsprongen, bedrijven dagen ons uit om tot het uiterste te gaan, klokkenluiders houden hun mond niet langer, politici spreken uitdagende taal. Situaties te over om ons uit onze comfortzone te halen, gewild of ongewild. ‘We leven inderdaad in uitdagende tijden’, bevestigt Verhaeghe, die die veranderingen uitvoerig analyseert in Autoriteit. ‘In vergelijking met een halve eeuw terug gaan de veranderingen door de digitalisering en de mondialisering steeds sneller. Bovendien maken we op antropologisch vlak een belangrijke wijziging mee: het top-down patriarchaat dat eeuwenlang de toon zette, is volop aan het verschuiven naar een autoriteit gebaseerd op horizontale netwerken. Dat betekent dat we als individu meer uitgedaagd worden om onze eigen beslissingen te nemen, in plaats van te roepen om een sterke leider die ons uit de chaos helpt, of te zoeken naar zondebokken voor de problemen die er zijn. Zo’n houding lost niks op. Een betere reactie is om samen met anderen na te denken over waar we naartoe willen. Zulke veranderingen brengen inderdaad nieuwe spanningen met zich mee, maar ook in de goede oude tijd waren er problemen. We mogen niet vergeten dat we een grote vrijheid genieten en daardoor keuzes kunnen maken, wat niet overal kan. Alleen brengen keuzes ook verantwoordelijkheid en onzekerheid met zich mee, en daar hebben veel mensen het moeilijk mee. We zoeken bij crisis dan misschien naar eenduidigheid – ook in onszelf – maar in feite hebben we geen eenduidigheid nodig. Dat werkt alleen maar verarmend. Ik vind het zelf bijzonder hoopvol dat er tegenwoordig zoveel verscheidenheid is. We moeten die diversiteit juist omarmen, ook in onszelf.’