Griet Op de Beeck: ‘Ik ben blij dat ik leef’

‘Het woord incest was al vaker gevallen. Maar alles in je verzet zich daartegen. Tot het zo overweldigend duidelijk is dat niemand er nog aan twijfelt, behalve jij zelf’

Hoe maak jij het leven elke dag een beetje draaglijker?

GODB: ‘Ik probeer alle monsters in de ogen te kijken. Dat is niet elke dag zeer acuut aan de orde. Hoewel. (Lacht) De meeste dagen beginnen toch wel zo, om eerlijk te zijn. Maar ik ben ook iemand die de goede dingen heel erg kan vastpakken. Dat is het voordeel van een kutjeugd te hebben: vervelende dingen zijn de norm voor mij. Daardoor heb ik enorm veel waardering voor de kleinste, stomste dingen die goed gaan in mijn dag. Een lief sms’je krijgen, een stralende glimlach van iemand op straat, dat soort generositeit tussen mensen die geen enkel belang dient, dat kan ik heel erg mooi vinden.’

‘De wereld wordt een mooiere plek als je af en toe een oogje dichtknijpt’, klinkt het in de film.

GODB: (Verrast) ‘Dat is geen zin van mij. Maar goed, het is uiteraard het tegenovergestelde. Alle begrip voor mensen bij wie de angst zo groot is dat dat hun overlevingsstrategie is, maar ik wil niet doen alsof iets niet bestaat. Het leven wordt beter zodra je durft te kijken naar de dingen die je bepalen en bepaald hebben. Omdat dat de enige manier is om te begrijpen wat je in de weg zit. Er wordt veel weggedrukt, omdat het onwenselijke emoties zijn, en omdat we toch allemaal zo gelukkig moeten wezen. Dat is een sluipend gif. Houd je ogen vooral wagenwijd open en durf die confrontaties aangaan, ook al is het doodeng. Want de beloning is zo groot.’

Heb jij lang oogjes dichtgeknepen?

GODB: ‘Nooit. Alleen laten sommige stukken van de werkelijkheid zich ongelofelijk goed verstoppen. Omdat ze veel te heftig en zo traumatiserend zijn geweest, dat er een natuurlijke verdringing ontstaat. Dan is het een lange weg om ze weer bloot te leggen. Zelf heb ik altijd gezocht: wat is er nu toch? Wat maakt dat ik mij zo voel en dat ik hier geen blijf mee weet? Alleen ben ik de dertig een stuk voorbij moeten gaan en heb ik eerst een hele goeie therapeut moeten vinden om eindelijk tot de kern van de zaak te kunnen komen. Het is nooit een bewust wegkijken geweest.’

Je hebt het over het misbruik door je vader.

GODB: ‘Ja. Ik ben van mijn vijfde tot mijn negende door mijn vader misbruikt. Zoals dat altijd gaat bij vroegkinderlijk misbruik zijn dat soort herinneringen veel moeilijker te ontsluiten. Omdat hersenen van kinderen op die jonge leeftijd neurologisch niet genoeg ontwikkeld zijn om talig herinneringen op te slaan, enkel emotioneel. Je voelt dat er dingen niet kloppen maar je krijgt het niet uitgelegd aan jezelf. Tot ik op een punt kwam – mijn vader was toen al gestorven – waarop alle puzzelstukken nog maar op één manier konden worden samengelegd. Dat was een zeer overdonderende, verpletterende ervaring. Want dat is het laatste wat je wil geloven. Niemand wil een vader die dat soort elementaire grenzen niet respecteert. Ook al had mijn oudste zus, die inmiddels overleden is, het ook meegemaakt. Maar mijn vader was, zoals elke incestdader, een zeer manipulatief man, en ook nog eens zeer intelligent. Hij is in zijn pertinente onschuld gekropen en heeft ons allemaal zonder veel moeite kunnen meekrijgen in zijn verhaal. Zeker mij. De dynamiek die tussen mij en mijn vader is ontstaan toen ik klein was, is altijd gebleven, in zijn basisblauwdruk. Ik was het kind dat volledig ten dienste staat van de vader en die probeert te redden. Want mijn vader was niet alleen heel dominant en controlerend, hij cultiveerde ook een enorme ontredderde hulpeloosheid: “Ik kom van alles tekort, maar jij, mijn favoriete kind, kan dat mee oplossen voor mij”. Een soort geheim pact. Die dynamiek is ook na het misbruik blijven bestaan. Mijn vader heeft mij op zijn sterfbed gevraagd: “Ben ik een slechte vader geweest?” (Stil) En ik heb hem gerustgesteld. He got away with it.

Uiteindelijk heeft een familielid zich heel concreet iets herinnerd wat bewees dat mijn zus gelijk had. Ze heeft die erkenning dus nog gekregen voor ze gestorven is. Verder wil ik daar anekdotisch niet meer over vertellen, maar het is niet onbelangrijk geweest om zelf tot een soort inzicht te komen. Het woord incest was al vaker gevallen. Maar alles in je verzet zich daartegen. Tot het zo overweldigend duidelijk is dat niemand er nog aan twijfelt, behalve jij zelf. Ik heb een lange lijst met secundaire bewijzen, één daarvan zijn een aantal beelden. Beelden van 15 seconden die dusdanig merkwaardig en wansmakelijk zijn dat mijn schrijversverbeelding onvoldoende verklaring biedt om die te hebben. Maar je kan niets bewijzen. Dat is de reden waarom daders van misbruik zeer zelden strafrechtelijk vervolgd worden. Het is woord tegen woord.’

(…)

Lees meer in de novembereditie van Psychologies.