Of ze nu krakende harten weer aanwakkert in Hotel Römantiek, bordjes omdraait in Studio Tarara of de dood aangrijpt om het leven te vieren in Forever Young, Frances Lefebure (30) doet het met evenveel vuur als warme gewonigheid. Spelen staat centraal, maar ze wil meer zijn dan een toffe smoel. ‘Als ik moet kiezen tussen achter de schermen aan inhoud werken of met mijn smoel iets doen dat nergens over gaat, dan is de keuze snel gemaakt.’

Tekst Valérie Du Pré – Foto’s Johan Jacobs
Visagie Inge Grossen

Icone citation

‘Ik ben niet bezig met hoe ik mij moet gedragen of hoe ik moet zijn zodat de mensen iets in mij zouden zien. Dat is toch dodelijk vermoeiend?’

Frances Lefebure woont al jaren niet meer in haar geboortestad Gent, maar de huig-r is blijven hangen. Ze klinkt gretig en gezellig, vol goesting. De goedlachse actrice en presentatrice is al een tijd niet meer van het scherm te branden – en daar komt voorlopig geen verandering in – maar ze blijft zichzelf zien als een gewoon, middelmatig meisje zonder grote dromen of ambities.

Maak je jezelf niet een beetje te klein, Frances?

Frances Lefebure: ‘Die opmerking krijg ik wel vaker: onderschat jij jezelf niet? Ik ben mij ervan bewust dat ik daarvoor moet opletten, anders blijf ik steken. Ik moet de ambitie blijven hebben om nieuwe dingen te doen en de dingen beter te doen. Maar die heb ik ook. Ik ben niet bang om te falen. Als ik iets probeer en het lukt niet of het is niet helemaal zoals ik had verwacht, dan is dat zo. Ik kan goed relativeren. Dat doe ik ook met mijn bekendheid. Als mensen mij komen vertellen hoe tof ze mij vinden, dan is dat volgens mij vooral omdat ik gewoon ben, omdat ik dicht bij mezelf sta. Sommige bekende gezichten cultiveren een status waardoor je het gevoel hebt dat ze onbereikbaar zijn. Dat heb ik niet en dat wil ik niet. Dat zit ook niet in mij.’

Hoger mikken zit niet in je natuur, je moet het jezelf opleggen?

FL: ‘Ja. Gelukkig ben ik goed omringd. De mensen rondom mij mikken hoger in mijn plaats, en ik volg. Ik moet zelf niet zoeken naar manieren om te groeien want ik krijg constant kansen. Ik hoef enkel ja of nee te zeggen. Dat is een luxepositie en dat besef ik. Tot nu toe ben ik overal ingerold. Ik heb nog nooit iets moeten doen waarin ik eigenlijk geen zin had, alleen maar in de hoop dat het mij daarna iets beters zou brengen. Ik heb al veel geluk gehad.’

Is dat geluk? Of een gevolg van talent?

FL: (Lacht) Ik denk nog altijd dat het geluk is. Of misschien komt het door de manier waarop ik in het leven sta, maar dat is dan onbewust. Ik ben niet bezig met hoe ik mij moet gedragen of hoe ik moet zijn zodat mensen iets in mij zouden zien. Dat is toch dodelijk vermoeiend? Je wordt daar ook snel op afgestraft, denk ik, want uiteindelijk moet je toch altijd terugplooien op jezelf. Ik zal wel talent hebben, maar mijn grootste talent is mezelf blijven. En empathisch zijn. Mensen zien dat ik het oprecht meen met alles wat ik doe en iedereen die ik ontmoet. Nu ik bekender word, ben ik soms bang dat mensen zich niet meer gaan durven openstellen in interviews. Je gevoelens delen met een BV is toch anders. Bij Forever Young heb ik gelukkig gemerkt dat ik al heel snel gewoon Frances ben. Daar ben ik enorm dankbaar voor.’

Icone citation

‘Mijn lijf schakelt zichzelf uit als het te heftig wordt. Op de dag van mama’s begrafenis kwam iedereen na de dienst samen bij ons thuis, maar ik heb een halve dag geslapen. Ik verwerk alles in mijn slaap’

In Forever Young maak je de laatste reis van overleden jongeren opnieuw, samen met familie en vrienden. Dat moet een emotionele rollercoaster zijn geweest.

FL: ‘Iedereen denkt dat, maar het tegendeel is waar. Toen men mij dit programma voorstelde, heb ik op geen enkel moment gedacht: shit, dit wordt zwaar. Mijn eerste reactie was: yes, dit is zo hard wat ik wil doen! Omdat het iets is dat dicht bij mij ligt. Misschien door wat ik heb meegemaakt met mijn moeder (op haar 18everloor Frances haar mama na een jarenlange strijd tegen kanker, nvdr). Ik kan daar goed mee om. Natuurlijk is het heftig om het verdriet van die mensen te zien maar alle verhalen die zij vertellen, gaan vooral over het leven. Ik leef daar van op! Ik krijg daar energie van! Forever Young is een viering van iemands leven, geen in memoriam. Het is zo belangrijk dat we anders naar de dood leren kijken. Het is ongelofelijk kut dat mijn moeder er niet meer is, maar ik heb geleerd om dankbaar te zijn voor de moeder die ik heb gehad, voor de prachtige manier waarop zij mij heeft opgevoed. Je moet dankbaar zijn voor wat je hebt gehad in plaats van te kijken naar wat je kwijt bent.’

Om dankbaar te kunnen zijn, moet je eerst een rouwproces doorlopen. In het begin voel je toch vooral kwaadheid en verdriet?

FL: ‘Dat is het grote verschil tussen mijn verhaal en dat van de mensen in Forever Young: die jongeren zijn allemaal heel plots gestorven terwijl ze op reis waren: door een bacterie, een auto-ongeluk, de bliksem die inslaat … Het rouwproces van hun naasten moet op dat moment nog beginnen. Mijn moeder is vier jaar ziek geweest. Je blijft hopen dat ze geneest, maar je weet dat de kans bestaat dat het niet zo is. Eigenlijk ben je dus al heel lang bezig met afscheid nemen. Toen ze stierf, voelde dat bijna als een opluchting. Het was gewoon op. Kwaad ben ik nooit geweest. Verdrietig wel, maar dat is vrij snel overgegaan in vrede nemen met de situatie en proberen verder te gaan. Dat ligt in mijn aard. Mijn vriendinnen vinden het zot hoe ik in het leven sta en hoe gemakkelijk ik met de dingen omga. Mijn nichtje noemt mij haar boeddha. Maar dat is wie ik ben, ik moet daar geen moeite voor doen. Ze zeggen wel eens dat ik mijn klop nog zal krijgen. Ik denk van niet.’

Misschien zit je vreemde verwerkingsmechanisme daar voor iets tussen. ‘Als ik dingen als heel heftig ervaar, val ik gewoon in slaap’, zei je ooit.

FL: ‘De meeste mensen piekeren en liggen wakker als er iets scheelt, maar ik val als een blok in slaap. Mijn lijf schakelt zichzelf uit als het te heftig wordt. Op de dag van mama’s begrafenis kwam iedereen na de dienst samen bij ons thuis om te eten en te drinken, maar ik heb een halve dag geslapen. Blijkbaar had ik het nodig. Ik verwerk alles in mijn slaap. Dat is mijn grootste geluk. Tegelijk is het mijn grootste angst. Ik mag er niet aan denken dat ik ooit niet goed meer zou slapen. Als ik weinig slaap, ben ik heel labiel en moet ik voor het minste wenen.’

Icone citation

‘Het is zo belangrijk dat we anders naar de dood leren kijken. Het is ongelofelijk kut dat mijn moeder er niet meer is, maar ik heb geleerd om dankbaar te zijn voor de moeder die ik heb gehad’

Verwerk je de dingen in je slaap of verdring je ze, denk je?

FL: ‘Als ik de dingen zou opkroppen, dan zou ik er nu wel al last van beginnen krijgen, denk ik. Slaap is enorm helend voor mij. Mijn geheugen wist ook bepaalde herinneringen, dingen die traumatisch zouden kunnen zijn. Ik kan die vier jaar dat mijn mama ziek was bijvoorbeeld niet meer chronologisch navertellen. Ik herinner mij wel nog intense momenten, het gevoel van liefde en dankbaarheid, maar de feiten zijn bijna allemaal weg. Ik vind dat wel oké zo. Mijn papa heeft dat goed gedaan: hij heeft ons naar een psycholoog gestuurd, ook die jaren toen mama ziek was. Want de situatie uitte zich bij mij niet in verdriet maar in vastklampen, ook aan relaties die eigenlijk niet goed zaten. Die psycholoog heeft mij goed geholpen. Het waren vrij concrete gesprekken, over mijn leven en waar ik mee bezig was, niet heel de tijd over hoe erg het allemaal was. Eerder gedragstherapie dus. Voor mij bleek dat voldoende, voor mijn zus niet. Zij worstelt er nog altijd mee. Voor mijn broer is het nog anders, hij was pas elf toen mama stierf. Hij herinnert zich niet veel meer van die periode.’

Stond jij als kind al zo licht in het leven?

FL: ‘Helemaal niet. Ik was heel angstig. Ik had enorme verlatingsangst. Ik trippelde ’s avonds vaak uit bed om boven aan de trap te luisteren of mijn ouders er nog waren. Hoorde ik niets, dan stormde ik in paniek naar beneden. Uren heb ik daar gesleten, boven aan die wenteltrap, tussen mijn zesde en mijn twaalfde. Als ik daar nu aan terugdenk, krijg ik echt medelijden met mezelf. Ik ben ook nooit op kamp geweest, hoogstens een weekend weg en dan was mijn zusje mee. In het eerste en tweede leerjaar had ik altijd buikpijn omdat ik niet naar school wilde. Ik zat op een college en daar was ik duidelijk niet voor gemaakt. Mijn ouders hebben mij daarna naar een methodeschool gestuurd en toen ging het beter. Maar mijn angst is pas overgegaan toen ik in het zesde leerjaar tien dagen lang op skivakantie ging. Weken van tevoren was mijn mama al aan het wenen. Ik had een heel goeie moeder, en ik heb nog altijd de briefjes die ze toen overal had verstopt, in mijn rugzak, in mijn toiletzak, maar haar bezorgheid legde veel druk op mij. Die fout wil ik niet maken. Na die reis ging het beter met mijn angst. Het was mij gelukt, ik had gezien dat ik het kon. In de zomer van datzelfde jaar ben ik ook gestopt met nagelbijten. Die reis is echt een keerpunt geweest.’

(…)

Lees het volledige interview in de april-editie van Psychologies (2019)