Els Dottermans: ‘Ik wil op sabbatjaar’

Ze preekt als een bezeten hogepriesteres en fluistert als een flemende courtisane. Voor je het weet heeft Els Dottermans je helemaal ingepakt in haar wereld, eentje waarin yin en yang over elkaar heen buitelen. 

Tekst Barbara Seynaeve – foto’s Emmanuel Laurent
styling Delphine Dumoulin – make-up Sofie van Bouwel voor Chanel

Els Dottermans (50) groeide op in Heverlee, samen met drie zussen en een broer. Ze wordt toegelaten tot Studio Herman Teirlinck, waar ze in 1986 af­studeert en de nodige contacten legt voor haar latere carrière. Eerst bij de Blauwe Maandag Compagnie, daarna onder andere bij Het Toneelhuis en ‘t Arsenaal, om uiteindelijk tot op de dag van vandaag bij NTGent te werken. Hoewel ze in bijna veertig toneelstukken speelde oogt ook haar lijstje televisie- en filmrollen behoorlijk indrukwekkend.

‘Ik haat het’

Els Dottermans haat theaterrecensies, vakbondsacties, de luiheid van pubers en het woord ‘topcast’. Ze zegt ‘dat haat ik. Haat ik. Hààt ik.’ met een beslistheid die geen tegenspraak duldt. En daarna spreekt ze zichzelf met evenveel vuur tegen. Daar moet je wel een topactrice voor zijn, en dat is Els Dottermans ontegensprekelijk.

Ze mag het woord ‘topcast’ dan wel haten, ze behoort al vele jaren tot het selecte kransje theateracteurs waar elke regisseur van droomt. Els Dottermans is theater, hoewel ze ook niet vies is van televisie en film op zijn tijd. ‘Toch kennen mensen me vooral van op de bühne’, zegt ze. ‘Daar ben ik eigenlijk na al die jaren wel trots op.’ Het is een combinatie van toeval, geluk en talent die haar tot op dit punt heeft gebracht, denkt ze. Omdat ze eerder toevallig die dag met een vriendin meeging naar het ingangsexamen voor toneelschool Herman Teirlinck en werd toegelaten. ‘Tot dan toe had ik nooit aan theater gedacht. Ik ben gewoon in dit vak gerold.’ En omdat ze het geluk had om op het juiste moment de juiste mensen te leren kennen. Zo maakte Dottermans in de jaren tachtig en negentig deel uit van de befaamde Blauwe Maandag Compagnie van Luc Perceval, samen met onder andere Jan Decleir, Chris Lomme, Wim Opbrouck, Gilda De Bal en Vic De Wachter.

Ze won prijzen voor haar rol in De Meeuw en Wilde Lea, en speelde met een gebroken rug de marathonvoorstellingen van Ten Oorlog. ‘Als ik vandaag was begonnen was het waarschijnlijk heel anders gegaan. Jonge acteurs krijgen nog maar weinig tijd om te groeien en te zoeken, ze moeten er meteen staan.’ Maar toeval en geluk zijn natuurlijk niet voldoende. ‘Acteren is mijn grootste talent’, zegt ze. ‘Dat is tegelijk een zegen en een vloek. Want hoe graag ik het ook doe, soms droom ik van iets helemaal anders. Maar acteren is misschien wel het enige wat ik kan.’

En dus blijft Dottermans spelen in de ene productie na de andere, op televisie (Sinteressante Dingen, Amateurs, Loslopend Wild), op het witte doek (Meisje, Dennis van Rita, Allez Eddy) en bij theaterhuis NTGent. Ze was onder meer de acrobatische Valérie in Platform (2005), de zangeres van Ik val …val in mijn armen (2006) en de archetypische vrouw in Was will das Weib (2010). Vandaag trakteert Els Dottermans zichzelf op een glas witte wijn, als beloning voor de heftige speelperiode die ze net achter de rug heeft.

‘Ik heb negen keer na elkaar Augustus, ergens op de vlakte gespeeld. Het was zwaar, ik ben moe’, zegt ze. ‘Dus kan ik even niks doen en heb ik mezelf een dag rust gegeven. Wat drinken, koken, in mijn huis prutsen en mijn mannen verzorgen. Heerlijk!’ Zo hoort het, meent Dottermans. Na actie moet er rust zijn, na lelijkheid opnieuw schoonheid, na geven komt nemen. ‘Ik geloof in yin en yang’, zegt ze. ‘En ik voel dat voor mezelf heel goed aan. Ook in mijn lijf. Heb ik te veel gedaan dan moet ik dat compenseren.’

Controle over het spel

Moeten acteurs hun lijf goed kennen?
Els Dottermans: ‘Dat denk ik wel. Je moet je lijf leren kennen zodat je wat je voelt kan verbinden met je hoofd.’

Hoe bedoel je?
ED: ‘Voor ik naar de toneelschool ging had ik geen enkel inzicht in mijn lichaam. Ik deed Latijn-Grieks: ik zat de hele tijd, ik studeerde, ik leefde in mijn hoofd. En dan moest ik plots 24 uur per dag bewegen, dus ik leerde mijn lichaam kennen. Het was geen mooi lijf, met al dat studentenvet eraan, dus leuk was dat niet. Maar omdat het begon te werken kwamen ook emoties naar buiten. En dat is natuurlijk waar je als acteur mee aan de slag moet.’

‘Je moet emoties spelen, dus moet je ze leren kennen. Dat gebeurt tijdens de repetities. Je denkt na, dus je gebruikt je hoofd. Je beweegt en je onderzoekt de emoties die loskomen. Je graaft dieper, stuit op gebieden waarvan je denkt: daar wil ik niks over weten. Maar je gaat toch door. En eenmaal de emoties los zijn moet je ze opnieuw vastgrijpen. Dat leren controleren is een mentale oefening, daar heb je je hoofd voor nodig. Als je zonder die controle speelt, zonder je hoofd, is er enkel hysterie. Uit de wisselwerking tussen lichaam en hoofd ontstaat het mooiste theater.’