Dirk De Wachter, psychiater: ‘Ik ben een kwetsbare mens’
In je nieuwe boek, De Wereld van De Wachter, komt één zin altijd terug: ‘ik weet het niet’.
DDW: ‘Dat is geen cynisch niet-weten, geen “ik weet het niet, trek uw plan”. Dat is het laatste waar ik voor zou willen staan. Het is een curieus niet-weten, een niet-weten dat belangstellend is en eerbied heeft voor het individuele verhaal. Het is een niet-weten waarmee ik wil zeggen aan mijn patiënt: “Vertel mij, want ik weet het niet. Ik wil jouw vertelling als basis nemen en niet mijn academische, categoriserende denken, niet mijn hersenwetenschap, niet mijn psychotherapeutische wetenschap.” Borderline Times (De Wachters eerste boek, nvdr) gaf de indruk: hij weet het! Maar ik ben geen goeroe. De therapeut weet het niet. De therapeut biedt een spiegel aan en als het goed is durft de patiënt te kijken en te zeggen: oei, hier moet ik iets aan doen. Het is een gevaarlijk zinnetje, want men kan dat uit de context halen en cynisch becommentariëren. “Allez, die psychiater zegt dat hij het niet weet, onnozelaar!” Daar heb ik schrik voor. Ik loop enorm in de kijker en ook daar ben ik erg twijfelend, onzeker en lastig over. Dan denk ik: oh, waar ben ik toch in verzeild geraakt.’
Hoe kwetsbaar ben je zelf?
DDW: ‘Heel kwetsbaar. Ik verberg me natuurlijk achter zo’n boek en achter een publieke verschijning, om te overleven, maar ik ben een kwetsbaar mens, anders kan je in dit beroep geen goed werk leveren. Maar ik voel me wel oké, laat dat duidelijk zijn. Ik heb heel veel geluk, want ik ben goed omringd. En ik heb altijd veel aan zelfreflectie gedaan. Dat is ook nodig in dit vak, dat is de basis van psychotherapeutisch werk. Mijn grootste geluk is dat ik een liefhebbend stel ouders heb gehad. Ze hadden hun tekortkomingen, maar ze hebben mij wel graag gezien. Ik zie elke dag mensen met veel minder geluk. Wat ik dus absoluut niet wil, is mezelf op de borst slaan en zeggen: kijk eens wat ik allemaal gepresteerd heb, ik ben fantastisch! Ik verafschuw mensen die dat doen. Dat is allemaal maar een speling van het lot.’
Psychiater zijn is zwaar maar tegelijk dus ook een realitycheck, een remedie tegen zwaarte?
DDW: ‘Ja, dat is een heel paradoxaal gegeven. Mooi gezegd: het is een zwaar beroep maar het is eigenlijk ook een remedie tegen de zwaarte. Maar ja! (lacht enthousiast) Men weet dat niet, maar er wordt in mijn consultatie behoorlijk wat gelachen. Niet gelachen met mensen, God beware mij, maar met absurde situaties of leuke dingen. Ook mensen met veel miserie maken leuke dingen mee, het is niet allemaal kommer en kwel.’
Hoewel de zwaarte regeert in je boeken, kom je op het podium dikwijls ludiek uit de hoek. Daar laat je die andere kant zien?
DDW: ‘Het is mijn manier om het onderwerp psychiatrie naar een groot publiek te brengen op een verteerbare manier. Dat zie ik een beetje als mijn missie. Psychiater worden is echt een keuze geweest, maar heel die publieke functie is eigenlijk toevallig ontstaan. Ik word veel gevraagd omdat ik dat blijkbaar goed kan, dingen als anorexie, depressie en psychose eenvoudig uitleggen voor een groot publiek. Maar de vraag op metaniveau is: werkt het wel? Dat is mijn grote frustratie. Al die lezingen en gemediatiseerde optredens, zouden die een verschil maken? Ik weet het niet. Ik doe wat ik doe en ik zal het blijven doen, maar ik twijfel. Soms denk ik dat onze maatschappij niet mededogender, niet begripvoller aan het worden is.’