Dilemma: medicatie of therapie?
Linde (32) heeft zelf verschillende depressies gehad. ‘Ik heb een genetische aanleg voor depressie,’ vertelt ze. ‘Het zit dus in de familie. Die aanleg is niet voldoende om een depressie te ontwikkelen, maar toen ik op mijn vierentwintigste door een relatiebreuk plots op mijn eigen benen moest staan en ik daardoor een identiteitscrisis kreeg in combinatie met veel verdriet, triggerde dat de ontwikkeling van mijn eerste depressie.’ Maarten (33) ziet de depressie waar hij mee kampte als een fysiek verschijnsel: ‘Er is geen echte oorzaak voor mijn depressie. Ik heb ook geen trauma. Mijn depressie is er gewoon, het is een onevenwicht in mijn hersenen. Ik kan dus depressief worden zonder dat daar een verdrietig of traumatisch gebeuren aan vooraf moet gaan.’ Pieter (47) kreeg een depressie na een relatiebreuk. Het was meer dan een periode van neerslachtigheid, het ging om een depressie die zich manifesteerde met zware symptomen die een grote impact hadden op het dagelijks leven: ‘Ik sliep heel slecht, kon nergens rust vinden, was overgevoelig voor diverse prikkels en had een structureel gevoel van onveiligheid. De therapeut die ik zag maakte zich daar sterke zorgen over omdat er geen verbetering in kwam.’
Symptomen als bron van informatie
De symptomen van een psychische aandoening kunnen zeer divers zijn. ‘Als ik depressief ben, word ik erg passief,’ zegt Maarten. ‘Ik ben humeurig, heb een kort lontje en kan niets meer verdragen. Dat is niet handig als je twee jonge kinderen hebt. Tegelijkertijd is er een soort gevoelloosheid, een mist of een waas. Dingen dringen niet meer tot me door. Geen positieve dingen, geen negatieve dingen. Op die manier is het een heel eenzame ziekte. Het lijkt alsof ik opgesloten ben in een isoleercel.’ Linde vergelijkt een aankomende depressie met de ervaring van een emmer die langzaam aan voller en voller geraakt, zonder dat ze in staat is die te legen, via contacten, bewegen en zelfzorg. Als de emmer vol is, komt ze in de gevarenzone. ‘Dan is het alle hens aan denk. Het licht gaat uit in mijn hoofd, ik krijg zeer acuut het gevoel dat het niet meer hoeft voor me, dat ik zo niet wil leven. Ik voel me dan intens overweldigd, overprikkeld en belast. Alles kan me dan wanhopig maken. Ik geraak mezelf kwijt, er ontstaat een gevoel van vervreemding en ik kamp met angstgevoelens.’ ‘Symptomen zijn een bron van informatie,’ zegt Barbara Vogeleer. ‘Ze zijn niet alleen een goed alarm en een goede indicator van wat er aan de hand is, maar ze hebben ook een beschermende functie. Het passieve bij sommige depressies is dan bijvoorbeeld een bescherming tegen het overgaan tot een wanhoopsdaad, of de pijn en vermoeidheid dwingen je te rusten.’