Back to our roots
Sorry dat ik me verontschuldig
Niet alleen ons lichaam en al haar processen van vruchtbaarheid tot menopauze zijn verdonkeremaand of gemedicaliseerd (zwijg erover, pak een pil of leer ermee leven, mevrouwtje). Ook de eigenschappen die vrouwen, door hun biologie en hormoonhuishouding, specifieker dan mannen belichamen, worden het liefst uit de schijnwerpers gehouden. Emotionaliteit, sterke empathie, intuïtief aanvoelen, cyclisch denken, bezorgdheid om het nageslacht, de verontwaardiging en woede bij het zien van het zoveelste door oorlog gebombardeerde of verdronken kind … ach, het is aandoenlijk, maar een echte rol mag het in het publieke leven niet spelen. De ratio, beheersing en gelijkmatigheid moeten zegevieren. Want alleen daar komen uiteindelijk goede dingen van, toch? Vanuit die normering hebben vrouwen dan ook hartstochtelijk de man in zichzelf aangezwengeld. Rationeel, analytisch, stabiel, ambitieus. Yes, we are. En dat zijn we ook, wie heeft daar eigenlijk ooit aan getwijfeld? Maar onze emoties, twijfels, humeurschommelingen en ons verlangen om confituur te maken zijn er ook. Maar die houden we netjes thuis. En als vrouwen zich in de publieke sfeer willen beroepen op kwaliteiten zoals intuïtie, zachtheid of – wat zeg je daar – liefde, gaan ze zich bijna in bochten wringen van verontschuldiging. ‘Het klinkt een beetje melig, maar …’, ‘ik ben verder heel rationeel, hoor, maar …’ Excusez-moi que j’existe. Terwijl sensitiviteit, empathie, verbondenheid, intuïtie, maar ook vrouwelijke woede of verontwaardiging, gewoon deel uitmaken van het menselijke palet en nodig zijn in een wereld waar nu eenmaal mannen en vrouwen samenleven. Ja, we zijn slim en ambitieus. Maar we zijn nog veel meer. En met recht en reden. En dat willen we met z’n allen publiekelijk wel eens vergeten.
Tijd voor een inhaalmanoeuvre
Ook binnen het feminisme gaan hier en daar stemmen op om vrouwelijkheid weer een rol te laten spelen in het discours. ‘Simone de Beauvoir zei dat je niet als vrouw wordt geboren, maar tot vrouw wordt gemaakt’, zegt Griet Vandermassen, filosofe en genderspecialiste, die dat thema bestudeerde in het kader van wijsgerige antropologie. ‘De Beauvoir ging ervan uit dat verschillen tussen mannen en vrouwen sociale constructies zijn en dat vrouwen hetzelfde kunnen doen als mannen. Zij wilde vrouwen de mogelijkheid geven om hun leven op een meer “mannelijke” manier in te vullen. Op die gedachte heeft het feminisme verder geborduurd en dat heeft goede en belangrijke dingen teweeggebracht.’ En toch heeft dat gelijkheidsfeminisme volgens haar niet het laatste woord. ‘De jaren 50 liggen alweer een poos achter ons en de wetenschappelijke inzichten uit zoveel verschillende disciplines tonen aan dat het niet zo simpel is als de Beauvoir wel dacht. Er is samen met dat gedachtegoed namelijk een groot wantrouwen ontstaan tegenover wat biologische wetenschappen ons vertellen over natuurlijke verschillen tussen vrouwen en mannen, waardoor een aantal feministische verklaringen van maatschappelijke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen me te kortzichtig lijken en ons daarom ook niet verder helpen.’ Je kan er bijvoorbeeld alles voor doen om vrouwen in leidende posities te krijgen en dan je hoofd breken waarom ze er uiteindelijk niet belanden. De vraag die dan bijvoorbeeld gesteld mag worden is of alle vrouwen wel staan te springen om aan de top te staan van op mannelijke leest geschoeide organisaties. ‘We gaan er nog sterk van uit dat als vrouwen andere keuzes maken dan mannen, dat komt omdat ze nog altijd gediscrimineerd worden en gesocialiseerd om terughoudender te zijn, om minder competitief of voorzichtiger te zijn. Dat is gedeeltelijk zo, en dat heeft in de maatschappij zoals hij nu gestructureerd is ook economische gevolgen voor de vrouw, die aangepakt moeten worden’, erkent Vandermassen. ‘Maar als je meer evolutionair geïnformeerd ben, dan ga je het feit dat vrouwen niet zomaar alles doen wat mannen doen, niet per se als een probleem zien. Je gaat het anders kaderen. Je beseft dat vrouwen dikwijls andere keuzes maken omdat ze vaak ook effectief andere prioriteiten hebben dan mannen. Keuzes die even waardevol zijn. Alleen kunnen vrouwen hun eigen belangen nog altijd onvoldoende doordrukken in de bestaande maatschappelijke structuren. Als vrouwen alles moeten doen wat mannen doen, worden vrouwen opnieuw in een keurslijf gedwongen en krijg je een dwingend en beperkend feminisme. Terwijl het er net om zou moeten draaien dat vrouwen – en mannen ook, overigens – alle kansen en mogelijkheden krijgen om het leven te leiden dat ze echt willen.’