Alarmsignaal
En dan zie je het woord zwart-op-wit staan en denk je: oh heck. Omdat je je plots realiseert dat je je er mee schuldig aan maakt. Presenteïsme. Het omgekeerde van absenteïsme. Ziek zijn, maar present. Of je nu koortsig bent, een lichte migraine hebt, een beetje slap waggelt op je benen of een absolute baaldag hebt, je staat er toch. Niet aan de kant van het voetbalveld om kinderen toe te juichen. Niet op de lazy sunday afternoon met de buren. Maar op het werk. Jawel. Je kan op mij rekenen, hoe ik me ook voel. Verantwoordelijkheid is my middle name.
Ik pleit dus schuldig. Ik doe het ook, te vaak toch. Die signalen negeren die zeggen: neem rust, blijf thuis, laat de boel de boel. Alsof de wereld stopt met draaien als je er niet bent. Soms is dat zo: in heel wat werksituaties zijn er geen back-ups meer. Mensen zijn in hun eentje verantwoordelijk voor hun taak en als ze wegvallen, valt effectief de boel stil. Je vervangt niet zomaar eender welke job door een interim. En in al te krappe teams wil je de al overladen collega’s niet gaan opzadelen met jouw extra workload, omdat je die dag toevallig bast als een hond. Dus hijs je jezelf ondanks de griep, de veel te korte nacht door zieke kinderen, de nog niet helemaal verteerde medische ingreep van een paar dagen geleden toch maar weer uit bed.
Natuurlijk zijn er workaholics. Ik herinner me van zo’n 25 jaar geleden een collega die haar werkmappen op haar nog ingezwachtelde keizersnede had liggen toen we haar in de kraamkliniek bezochten. Een passie hou je niet zomaar tegen. En natuurlijk is presenteïsme geen nieuwe kwaal. Meneer en mevrouw De Boer moesten twee eeuwen geleden ook al voor de koeien uit bed, ook als ze zich niet lekker voelden. Nieuw is wel dat we ons nu pas echt bewust worden van de nadelen van dat fenomeen, zo lees ik op p. 69 van dit magazine. Presenteïsme blijkt het risico te verhogen op burn-out, depressie en zelfs hartziekten – en als we die woorden horen, gaat er tegenwoordig een alarmbelletje rinkelen. Bovendien gaan ook de kwaliteit van het werk en de relatie met de collega’s eronder lijden, wat extra kosten met zich meebrengt. Om over de persoonlijke schade nog maar te zwijgen. Annelies (zie p. 70) is niet de enige die ondanks ziekte alles heeft gegeven en er geen erkenning voor heeft gekregen, om dan alsnog enkele maanden later totaal uitgeput uit te vallen.
Geef toe, we bewonderen mensen die ‘ondanks alles’ komen opdagen en die zich niet door ‘een kleintje’ laten tegenhouden. En stilletjes bestempelen we diegenen die wel naar de signalen van hun lichaam luisteren en ernaar handelen om erger te voorkomen gemakkelijk als zwak of – daar hebben we het woord – profiteurs. Natuurlijk is het belangrijk om paal en perk te stellen aan misbruik van vertrouwen. Maar het wordt gevaarlijk als de klepel naar de andere kant uitslaat en mensen die rust, verzorging of een ingreep nodig hebben niet aangemoedigd worden om daar de nodige tijd voor te nemen.
Wat mij betreft mogen we naast de woorden absenteïsme en presenteïsme een derde woord plaatsen: preventeïsme. Voor mensen die bewust en met zin voor verantwoordelijkheid – voor hun job op langere termijn, maar ook voor hun eigen gezondheid – de tijd nemen om te herstellen wanneer nodig en de boel de boel durven laten wanneer hun lichaam dat aangeeft. Een nieuw woord dat geen associaties oproept met gemakzucht, maar met zelfkennis, realiteitszin en gezond boerenverstand. Preventeïsme dus. Het zou mooi zijn als dat het woord van het jaar werd.