Wat vroeger onethisch leek, een proefbuisbaby, is vandaag in medische kringen gebruikelijk. Tig vrouwen en koppels beroepen zich erop om toch kans te maken op een kind. Ondertussen zijn er nog meer methodes ontwikkeld om aan het verlangen naar een kind te voldoen: van draagmoederschap tot baarmoedertransplantatie, en in de toekomst kunnen we zelfs ei- en zaadcellen produceren uit huid. Maar die methodes brengen, naast de kans op een baby, ook heel wat hoofdbrekens met zich mee: emotioneel, relationeel, financieel en ethisch. Waar ligt de grens tussen willen, kunnen en daadwerkelijk doén?

Tekst Hade Wouters – Beeld Shutterstock

 

Icone citation

‘We moeten voortdurend het ethisch debat aangaan en ons de vraag stellen of innovatie tot een betere en rechtvaardigere samenleving leidt of niet’ – Petra de Sutter, auteur van ‘De maakbare baby’

Eind jaren 70 werd de eerste proefbuisbaby, Louise Brown, geboren. Hiermee was IVF op de kaart gezet. Een techniek waar we ons nu geen vragen meer over stellen, maar die in die tijd een omstreden kwestie was die de gemoederen meer dan verhitte. En zo heeft elk tijdperk zijn uitdagingen, want de wetenschap staat niet stil: binnen enkele jaren staat de technologie zo ver dat we eicellen of zaadcellen uit huid zullen kunnen kweken. In de meest hallucinante scenario’s kan dat evolueren naar een maatschappij waar mannen overbodig worden voor de voortplanting, of zelfs volledig verdwijnen, aangezien een kind dat gemaakt wordt van genetisch materiaal van twee vrouwen enkel een meisje kan zijn. Dat dit scenario zeer onwaarschijnlijk is, beseffen we allemaal. Maar wat er straks wel mogelijk en waarschijnlijk is, overtreft wellicht ook onze verbeelding. En brengt ons tot de vraag hoe maakbaar baby’s zijn, hoe maakbaar we willen dat ze zijn en hoe we omgaan met het feit dat het maakbare soms een illusie blijkt.

Op zoek naar hulp

Eén op zes koppels wordt zwanger dankzij medische hulpmiddelen. In de meeste gevallen omdat er duidelijke medische indicaties zijn of omdat het op de een of andere manier ‘natuurlijk’ niet wil lukken. Achter de vaak achteloos gebruikte term ivf (in-vitrofertilisatie, waarbij ei- en zaadcellen in een proefbuis worden samengebracht, waarna de embryo’s in de baarmoeder worden teruggeplaatst) schuilt een heel traject, om niet te zeggen, een lijdensweg. Deze procedure, die gemakkelijk jaren kan duren, heeft een enorme psychologische en relationele impact. Vaak verschilt de beleving tussen man en vrouw. Waar de vrouw verschillende pijnlijke procedures moet ondergaan van inspuitingen tot operaties, moet de man meestal ‘alleen maar’ op het juiste moment een staal sperma produceren. Maar ook de druk die dat met zich meebrengt, kan seksueel en rationeel heel verstorend werken.

Marije Vermaas-Boer schreef samen met Martine van Blaaderen het boek Beschuit zonder muisjes naar aanleiding van hun eigen zoektocht en verlangen naar een baby. ‘Ik was destijds al bevallen van mijn eerste baby, maar Martine zat nog midden in het proces van wachten, hopen, verlangen, teleurstelling en vragen. We vonden weinig boeiende en hoopvolle boeken over dit onderwerp en besloten zelf een boek te schrijven naar aanleiding van interviews met elf stellen. We vroegen hen wat het nog onvervulde verlangen naar een baby deed met henzelf, hun relatie, hun geloof en levensinvulling en hun levensvreugde. We startten tegelijkertijd een gelijknamige website en een facebookpagina om het taboe rond dit onderwerp te helpen doorbreken en mensen met elkaar in contact te brengen, ook via ontmoetingen voor vrouwen of koppels.’

Marije kent de impact van vruchtbaarheidstrajecten op vrouwen en koppels: ‘Een belangrijk aspect is dat mensen vaak denken dat het wel goed komt. Dat is wat de medische wereld ook zegt: we gaan alles proberen. Maar mensen gaan daarbij in hun verlangen soms over hun eigen grenzen of ze verliezen elkaar. Ook lukt het niet altijd, er komt een moment dat je moet zeggen: hier stopt het voor ons. Dat is voor veel mensen ontzettend moeilijk, aangezien de buitenwereld denkt dat je met ivf of ICSI altijd wel een kind kan krijgen. Fysiek is de impact op vrouwen erg groot. Het kan voelen alsof je lichaam niet meer van jezelf is. Je kunt geobsedeerd en gefrustreerd geraken met je lijf. Je lijf omarmen, het feit dat je buik misschien altijd leeg zal blijven, dat is noodzakelijk om verder te kunnen. Emotioneel kom je in een roetsjbaan terecht. Hoop, verwachting, teleurstelling, jaloezie, schuld en schaamte maar ook boosheid, alles komt langs. Goede begeleiding hierbij is broodnodig. Ook om er met elkaar als koppel uit te kunnen komen wat je wil, verlangt en verwacht. En natuurlijk is het financieel ingrijpend. Hoeveel mag het kosten? Wij raden mensen aan voor zichzelf na te denken wat de redenen zijn voor de kinderwens. Waarom wil je graag kinderen, wat zijn de achterliggende gedachten, en zou je dit ook kunnen realiseren zonder kinderen? Daarbij denk ik aan zaken zoals je waarden doorgeven, voor iemand zorgen, liefde doorgeven.’ Marije benadrukt dat het belangrijk is, ook tijdens een traject, om op een duidelijk punt de afweging te maken al dan niet verder te gaan. ‘Het steeds weer blijven proberen kan heel frustrerend zijn. Een pauze inlassen is soms goed of zelfs noodzakelijk om de relatie te redden of om het dagelijkse leven niet te vergeten.’

It’s complicated

Op dit moment zijn de ingrepen en behandelingen rond ‘het maakbare kind’ meestal verbonden met de onmogelijkheid op een natuurlijke manier een kind te concipiëren, zoals het gebruik van donorzaad of donoreicellen voor bijvoorbeeld lesbische koppels of vrouwen die geen eicellen aanmaken. Dit brengt ons ook bij draagmoederschap, of zelfs baarmoedertransplantatie voor vrouwen die geen baarmoeder hebben. Ingrepen die niet alleen invasief zijn op zich, maar ook emotioneel en ethisch veel vragen oproepen. De reikwijdte van de impact van donorschap is vaak groter dan we denken en overstijgt de directe context van de wensouders veelvuldig. Denk maar aan het verdriet van bijvoorbeeld een oma wiens lesbische dochter eerst een dochtertje kreeg met een bevriend homostel, en daarna ook een dochtertje baarde voor het stel. De tweede dochter groeide vanaf de geboorte bij de twee mannen op. De vrouw was er dus biologisch wel de oma van, maar kon die rol niet opnemen.

Ook als de keuze voor medische ingrepen niet gemaakt is vanuit het onvermogen om een natuurlijk kind te krijgen, en dus niet vertrekt vanuit een strikt medische noodzaak, is er vaak meer aan de hand dan we op het eerste gezicht zouden denken. Een vrouw die eitjes laat invriezen om haar kinderwens te kunnen uitstellen, doet dat zelden zomaar ‘om eerst carrière te kunnen maken’. Misschien ontbreekt er een partner in het leven om samen een kind mee te krijgen, of is er sprake van verminderde vruchtbaarheid of schade aan de eicellen door een ziekte zoals kanker. Bovendien is de keuze op zich ingrijpend, en de kans op succes niet gegarandeerd. Zo’n beslissing neem je dus nooit ‘zomaar’. Ook koppels die omwille van een erfelijke belasting kiezen voor het selecteren van gezonde embryo’s kampen vaak met mixed feelings, aangezien deze techniek niet alleen inhoudt dat verschillende embryo’s vernietigd worden maar ook dat zij ‘het verwekken van hun kind’, wat voor anderen in een intieme setting gebeurt, volledig gemedicaliseerd moeten meemaken.

Ingrijpende keuzes

Maar hoe ver kunnen we gaan? Koste wat het kost een kind willen en proberen te krijgen is één ding. Maar kunnen en willen we dan ook bepalen welk kind we krijgen? Johan Braeckman, moraalfilosoof en hoogleraar aan de UGent, is van mening dat we het over een paar generaties normaal gaan vinden het geslacht en andere kenmerken van onze baby te kunnen kiezen. Zo zegt hij in het net verschenen boek van gynaecologe Petra de Sutter De maakbare baby, die de huidige en toekomstige mogelijkheden met de vragen en bedenkingen die ze oproepen op een rij zet. En dat zijn er best wel wat. Want hoe bepaal je of een bepaalde keuze met betrekking tot de maakbaarheid van een kind een ethische grens overschrijdt of niet?

‘Het grote probleem met deze kwestie is dat we er anders over denken als we direct betrokken zijn dan wanneer we er van een zekere afstand naar kijken’, zegt Paul van Tongeren, emeritus hoogleraar wijsgerige ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen. ‘Wie van een afstand kijkt, ziet de kinderwens als een van de wegen waarlangs mensen zichzelf kunnen verwezenlijken. Geen van die wegen is noodzakelijk en niet elk van deze wegen kan samen met de andere bestaan. Als buitenstaander kan je zien dat ook het toeval of het noodlot meespeelt bij het feit dat sommige mensen zonder en anderen met kinderen door het leven gaan. Maar voor diegene die in de situatie staat, is het anders. Die moet hier en nu kiezen, realiseert zich dat het nu of nooit is en is zozeer gehecht aan wat zij nu verlangt dat zij het toeval niet kan laten beslissen over de al of niet invulling van haar wens.’

Dat geldt voor allerlei keuzes, maar voor de kinderwens in sterke mate. Vanwege het ingrijpende karakter ervan, vanwege de afhankelijkheid van de partner, van de mogelijkheden van het lichaam, en vooral van het onomkeerbare karakter van de gemaakte keuze. Daarom is er volgens van Tongeren van een echte keuze ook meestal geen sprake. ‘Echt kiezen kun je slechts tussen opties die je beide voor je ziet, waar je in zekere zin boven staat, en die je toelaten je keuze eventueel – minstens tot op zekere hoogte – te herroepen’, duidt hij. ‘Keuze voor vervulling of opgeven van een kinderwens zijn een beetje als keuzes voor of tegen levensbeëindiging: de opties zijn onvergelijkbaar, minstens één van de opties is onomkeerbaar en je bent als kiezer zozeer het object van je eigen keuze, dat je je er niet boven kunt verheffen.’

Toch moeten we ook in dit soort situaties soms onvermijdelijke keuzes maken. ‘Daarbij is het belangrijk je te realiseren dat elke keuze een soort sprong is’, zegt van Tongeren, ‘op goed vertrouwen maar met consequenties waar we verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Om diezelfde reden is het belangrijk dat we dit soort keuzes niet alleen hoeven te maken. Omdat de keuze altijd een onzekerheid impliceert, is het van belang dat we de last daarvan samen als maatschappij kunnen dragen.’

(…)

Het volledige artikel over ‘maakbare baby’s’ lees je in de septembereditie van Psychologies (2017)