We leven steeds langer en daar zijn we blij om. Tegelijkertijd kijken we angstig naar die extra jaren en willen we het begin van dat laatste hoofdstuk liefst zo lang mogelijk uitstellen. We willen allemaal ouder worden, maar niemand wil het zíjn. Waarom toch?
Tekst: Lien Lammar / Foto Eugenia Poli
Een magazine voor vijftigplussers pakt uit met ‘een leven lang stralend jong’ op de cover. Antirimpelcrèmes doen ons geloven dat een gave huid een belangrijk streefdoel is en veel geld waard is. Vrouwen van veertig vervloeken de vraag naar hun leeftijd of beantwoorden ze met een ‘moet je dat echt weten?’, alsof ze gedwongen worden iets te vertellen waarvoor ze zich schamen. Prille dertigers die hun nieuwe voordeur vieren, verkondigen luidkeels dat ze vanaf nu nooit meer jarig willen zijn, terwijl tachtigers zich beledigd voelen wanneer je hen ‘bejaard’ noemt. Alles en iedereen om ons heen schreeuwt zo hard de boodschap ‘blijf jong’ uit dat we meer schrik hebben voor onze rimpels dan voor de opwarming van de aarde. Om maar te zeggen: we zijn niet zo tuk op ouder worden.
‘De woorden “oud” en “ouderdom” zijn heel zwaar beladen’, zegt psychogerontologe Nancy Van Ranst. ‘Niemand kleeft graag het etiket ‘oud’ op zichzelf. Het is een begrip waar mensen niet van houden, een lelijk woord. Er komen hoe langer hoe meer ouderen bij in de samenleving, maar ook zij noemen zichzelf liever niet zo. Alternatieven zoals ‘senioren’ en ‘medioren’ zijn bedacht om het woord te vermijden, maar eigenlijk zijn dat maar lapmiddeltjes. Er heerst een zeer negatief ouderdomsbeeld, al decennialang.’
Gerontofobie, de angst om ouder te worden, is niet nieuw, zegt de Britse journaliste en medisch sociologe Anne Karpf in How to age, een boek dat ze schreef voor The School of Life. De bewoners van het eiland Samoa begroeven hun senioren terwijl ze nog leefden en in afgelegen delen van Japan werden mannen van een bepaalde leeftijd vroeger opgegeten. Maar zo was het niet altijd en overal. Toen de levensverwachting veel lager lag en ouderdom nog iets zeldzaams was, was ‘oud’ vaak een synoniem voor macht, aanzien en gezag. In het oude Griekenland kon je pas lid worden van een jury wanneer je vijftig jaar of ouder was en in de zeventiende eeuw droegen mannen witgepoederde pruiken omdat ze er ouder uit wilden zien. De houding ten opzichte van ouderen is door de eeuwen heen vaak veranderd, en niet altijd in de positieve zin.
‘In de negentiende eeuw begon men heel anders over ouderdom te denken’, schrijft Anne Karpf. ‘Het idee dat ouder worden bij de menselijke conditie en de daarbij horende beperkingen hoort, maakte plaats voor het beeld van ouderdom als een biomedisch probleem waar wellicht een wetenschappelijke oplossing voor is. Ouderdom werd een ziekte, een kwaal.’
Dat denkbeeld zette zich naarstig verder in de twintigste eeuw, onder invloed van de verstedelijking en industrialisering. Meer dan ooit is onze maatschappij gericht op economische groei, op winst en opbrengst. We leven in een jeugdcultus, in een samenleving die vooral succes, geluk en rendement wil zien. Iedereen moet presteren, en wie dat niet kan, wordt beschouwd als een last. Oudere mensen verliezen waardering en krijgen een minder grote rol toebedeeld in de samenleving, precies omdat ze niet passen in het plaatje van vooruitgang. ‘Ouderen bevinden zich tegenwoordig in een paradoxale situatie’, schrijft Karpf. ‘Als ze vroeg met pensioen gaan, parasiteren ze op de jonge mensen. Als ze na hun pensioengerechtigde leeftijd blijven werken, houden ze banen bij de jongeren weg. In plaats van ouderen te vereren, komen we er nu tegen in opstand.’
Bang voor verlies
Behalve aan gerontofobie lijdt onze cultuur ook aan thanatofobie, zegt de sociologe, een overweldigende angst voor de dood. ‘De dood wordt in westerse landen steeds meer als een medisch gebrek gezien, in plaats van als een onvermijdelijk onderdeel van het leven. We zijn de dood als iets onnatuurlijks beginnen beschouwen. Ouderdom en de dood staan voor alles wat moderne samenlevingen dachten te hebben overwonnen, wat ze hoopten uit de weg te hebben geruimd.’ ‘We koppelen ouderdom vooral aan eindigheid en dood, aan achteruitgang en verlies’, zegt ook psychogerontologe Nancy Van Ranst. ‘Daarom willen we die fase liefst zo lang mogelijk uitstellen, of ontkennen dat we erin beland zijn. Ouder worden ís dan ook niet altijd een plezierreisje. Hoe meer je opschuift in het leven, hoe meer kans je hebt op verlieservaringen. Je verliest mensen in je omgeving, je boet in aan zelfstandigheid, je kan de dingen die je vroeger deed niet zomaar meer doen, … Dat zijn grote uitdagingen om mee om te gaan. Ook fysiek valt er nog weinig te winnen. Je kan proberen om zo lang mogelijk gezond te blijven, maar onvermijdelijk ga je ook op dat gebied achteruit. Dat zijn allemaal toekomstbeelden waar we bang van zijn.’
Vroeger hoorde verlies bij het leven. Grootouders leefden én stierven in hetzelfde huis als hun kinderen en kleinkinderen, waar ze na hun dood nog dagenlang opgebaard lagen. Boeren zagen kippen en schapen geboren worden en sterven. Mensen waren veel meer vertrouwd met de natuur, met de cycli van leven en dood. Ze vonden steun in een godsdienst, wat de angst voor het einde verzachtte. Vandaag houden we onze kinderen liever weg van crematoria of begrafenissen, en scheiden we mensen die oud of stervend zijn af van de rest van de maatschappij. We hebben geen god meer die de dingen voor ons verklaart of ons geruststelt. Afscheid is iets geworden waar we slecht mee om kunnen. In onze consumptiemaatschappij is daar ook geen plaats voor: we vervangen alles, zelfs voor het versleten is. Er is geen tijd voor achteruitgang, laat staan voor de dood, die we meer en meer ervaren als ‘een onrecht’. ‘We moeten oefenen om aan de dood te denken,’ schrijft Anne Karpf, ‘en ons gevoel van almacht laten varen.’ Een meer boeddhistische visie zou daarbij kunnen helpen: daarin is de dood geen achtervolger, maar onze metgezel in het leven.
Weg met betutteling
We willen allemaal ouder worden, maar niemand wil het zíjn. In onze maatschappij zijn we vooral bezig met zo lang mogelijk jong blijven. Opvallend, want we worden wel steeds ouder. De gemiddelde levensverwachting is de voorbije honderd jaar fenomenaal toegenomen, dankzij betere leefomstandigheden en doorbraken in de gezondheidszorg. Het leven eindigt al lang niet meer op je zestigste. Eén op de drie meisjes die vandaag geboren worden, zal waarschijnlijk ooit honderd kaarsjes mogen uitblazen op haar verjaardagstaart. Het laatste hoofdstuk in ons leven is flink aangedikt, en toch kijken we er nog steeds met even grote schrikogen naar. ‘Omdat niemand je leert wat je met die extra tijd moet doen’, zegt Paula Marckx (91). ‘De wetenschap doet er alles aan om de mensen ouder te laten worden, maar de maatschappij vergeet om ons daar ook op voor te bereiden. Dus zitten veel oudere volwassenen – ik heb een hekel aan het woord ‘ouderen’ – in het rusthuis te wachten op hun dood.’ Paula is een Antwerpse schrijfster en mensenrechtenactiviste. Met haar boek Jonger ouder worden, dat eind maart verscheen, wil ze laten zien dat ouder worden niet langer een vanzelfsprekende periode van aftakeling is. Probleem is dat we nog niet gewend zijn aan de idee dat we wel degelijk goed én lang kunnen leven’, zegt ze. ‘Gezond ouder worden is nieuw, onbekend terrein.’
(…)
Lees verder in de mei-editie van Psychologies, nu in de winkel.