Hoe meer besparingen, hoe minder aandacht en middelen er lijken te gaan naar de humane kant van werk, hulpverlening en gezondheidszorg. Rendabiliteit voor alles. Tot spijt van wie in een beroep gestapt is precies omwille van die menselijke kant. Bezorgd om de zorg? Terecht. Al mogen we de blijvende inspanningen om respectvol voor elkaar te zorgen niet uit het oog verliezen.
Tekst Hade Wouters – Foto Shutterstock
‘Het klinkt positief om iedereen verantwoordelijk te maken voor zichzelf, voor zijn familie, voor de buren. Solidariteit is goed. Alleen zien we dat het in de praktijk gaat om een verkapte besparingsmaatregel’ Anne Dedry, directeur van een vormingscentrum
Niet iedereen is een uitgesproken zorgzaam type maar over het algemeen zijn we toch begaan met elkaar. Uit onderzoeken naar geluk blijkt iets kunnen betekenen voor de ander zelfs een van de topvoorwaarden om ons goed te voelen in ons leven. Wie voor een sociaal beroep kiest doet dat meestal ook niet zomaar, maar omdat hij of zij voor of met mensen wil werken, begaan is met de menselijke kant van de zaak, de levenskwaliteit van mensen wil verhogen en wil bijdragen aan zorg en heling. Het is voor mensen in de zorg dan ook bijzonder demotiverend als ze hun roeping niet in goede omstandigheden kunnen waarmaken. Als praktische omstandigheden en structurele problemen zoals tijd-, geld- of personeelstekort hen noodzaken om handelingen bijna robotmatig uit te voeren en ze daardoor de diepmenselijke kant van de zaak – de echte contacten, ‘dat waar ze het voor doen’ – geen ruimte kunnen bieden. ‘Ik wil me niet meer moeten verontschuldigen voor mijn job’, schreeuwde de jonge verpleegster Liesbet Claeys het deze zomer in een getuigenis op de website van De Standaard uit. Als jonge en gemotiveerde verpleegkundige schaamde ze zich voor het niveau van zorg dat ze moest bieden in een zorghotel in het Gentse. Eén verpleegster voor honderd bewoners, niet in staat zijn om toezicht te houden op ongelukjes of een vraag om drinken, slechte hygiëne en foute medicatie door tijdsgebrek, en een patiënte die om zes uur naar bed moet omdat er geen tijd is voor de avondverzorging. Schrijnend, dat is het minste wat je kan zeggen. Maar eerlijk? Niets nieuws.
Een zorgende maatschappij
Het moet gewoon gezegd: ziekenhuizen worden niet meer door dokters geleid, maar door managers. Zorginstellingen worden gerund als bedrijven, waardoor ook een bedrijfsmatig jargon de zorg in sluipt. Dit werkt vervreemdend voor gemotiveerde hulpverleners die een keuze maken vanuit hun hart en terechtkomen in een grote ongrijpbare structuur waar efficiëntie en protocollen vaak over echt contact met de patiënt heen walsen. ‘Ook als hulpbehoevende voel je je een stuk ontheemd omdat je soms eerder nummer lijkt dan mens,’ zegt Geertje (49), wiens bejaarde vader het afgelopen jaar twee keer in het ziekenhuis is opgenomen met een beroerte. ‘Soms zit je uren te wachten zonder dat je weet wat er gaat gebeuren. Je hebt ook telkens met een andere verpleger te maken die snel binnen en buiten loopt, en ik wist bijvoorbeeld ook niet goed of elk bijkomend – en voor mijn vader heel stresserend – onderzoek werkelijk genoodzaakt werd door zijn gezondheidstoestand of eerder gemotiveerd werd door zijn degelijke ziekteverzekering. Je moet al heel mondig zijn om dat allemaal te achterhalen.’
De overheid zet de deur open voor privé-partners die de zorg opnemen en daarbij winst moeten realiseren. Gevolg is dat er fiks bespaard wordt op reeds te krappe budgetten. Het is bijvoorbeeld duidelijk dat er een miljard euro nodig is tegen 2025 om het gat in het budget voor de vergrijzing te dichten. Geld dat er niet is en niet zal zijn, hoewel de vergrijzing toeneemt en zorginstellingen nu al zorg moeten realiseren met onvoldoende gespecialiseerde werknemers. Misschien is het antwoord te vinden in het verhaal van de vermaatschappelijking van de zorg: we wilden kwetsbare of zorgbehoevende mensen een eigen, zinvolle plek geven in de samenleving die hen waar nodig ondersteunt. Sylvia Hubar, docente sociaal werk aan de UCLL, wou er alleszins graag in geloven: ‘Ik juich het toe: zorg in en door de maatschappij, een warme samenleving! Maar intussen worstel ik met heel veel vragen en twijfels. Heb ik door te geloven in het mooie verhaal van vermaatschappelijking van de zorg de deur open gezet voor wrange vormen van vermarkting?’
Want zorg wordt nu, net als alle andere producten die de samenleving voortbrengt, tegen de economische meetlat gelegd. Is het nog wel rendabel? Brengt het voldoende op? En zo niet, wordt de verantwoordelijkheid weer bij de burger gelegd. Trek je eigen plan, of laat je omgeving je helpen. Anne Dedry, directeur van vormingscentrum Zorg-Saam, drukt expliciet haar zorg uit over dit fenomeen: ‘Het klinkt positief, de burger heeft verantwoordelijkheid voor zichzelf, voor de familie, voor de buren. Het principe is goed, want het gaat immers over solidariteit. Als we echter kijken naar de concrete invulling ervan, zien we dat het gaat om een verkapte besparingsmaatregel. Mensen met een handicap gaan er bijvoorbeeld op achteruit. Er gaan meer middelen naar mensen in voorzieningen en instellingen, waardoor het zelf realiseren van hulp op maat met behulp van een persoonsgebonden budget eigenlijk bestraft wordt. De regeringen zetten ook niet in op het ondersteunen van bijvoorbeeld mantelzorgers, om hun draagkracht en draaglast in balans te houden. Het tijdskrediet wordt afgebouwd, dat dient immers om op wereldreis te gaan, toch? Wel, 95% van het tijdskrediet wordt halftijds opgenomen. Een mantelzorgperiode duurt gemiddeld acht tot tien jaar: zelfs met gemotiveerde en ongemotiveerde verloven hebben mensen nog geen verlofstelsels genoeg om die te overbruggen!’
Hulp op maat
‘Ik ben best bereid om zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor mijn eigen situatie en er mijn eigen netwerk bij te betrekken’, zegt Greetje nog. ‘Maar het klopt niet als je zomaar op je eigen verantwoordelijkheid wordt gewezen omdat de overheid zich uit de zorgverlening beslist terug te trekken om geld te besparen. Het idee past wél perfect bij het creëren van zorg op maat: je bepaalt dan zelf hoe je je bejaarde ouder of bijvoorbeeld je mindervalide kind wilt (laten) verzorgen, hoeveel je aan instellingen overlaat en hoeveel jij en je familie op je nemen.’ Zorg op maat, het lijkt wishful thinking in een tijd van besparingen. En toch. Katrijn Van Loock, pedagogisch directeur van dienstverleningscentrum ’t Zwart Goor voor mensen met een handicap, nuanceert: ‘Dat we zorg op maat bieden, staat volgens mij niet in contrast met de beperkte middelen die beschikbaar zijn. We zoeken meer dan vroeger naar wat de zorgvraag is van ieder individu. In het verleden kreeg je binnen onze sector bijna een alles of niets aanbod. Je had een plaats binnen een tehuis of dagcentrum of je was nog wachtende. Vandaag zijn de middelen waarover iemand kan beschikken individueel bepaald en kan de zorg die je kan krijgen evolueren doorheen de tijd. Maar zelfs los van de hoeveelheid beschikbare middelen vinden we het belangrijk zorg op maat te bieden. Iedereen heeft andere wensen en behoeften en dat willen we vertalen naar ondersteuningsplannen. We differentiëren in ons aanbod en passen het aan aan de vraag.’
Paul Van Tendeloo, algemeen directeur bij Emmaüs ouderenzorg, deelt twee good practices die zorg op maat garanderen. ‘Wij bieden zorg waarbij een verpleegkundig en zorgkundig team ondersteund wordt door opgeleide woningassistenten, die bijvoorbeeld de zorg voor het poetsen en de maaltijden binnen een woning op zich nemen. Op die manier realiseren we meer aandacht voor de bewoner en meer zorgtijd voor het zorgteam. Een tweede good practice is dat we zorg bieden in dialoog: ongeveer zes weken na opname stelt een team rondom de bewoner, samen met de bewoner en zijn of haar familie, een plan met begeleidingsafspraken op. Op die manier brengen we noden heel vroeg in kaart en realiseren we multidisciplinair overleg met de participatie van de bewoner of cliënt.’ Zorg op maat betekent ook dat er werkelijk geluisterd wordt naar je zorgbehoefte. Anne Dedry: (…)
Lees het volledige artikel in het winternummer van Psychologies.