Zijn we echt zo’n zelfzuchtige mensen die deep down alleen maar uit zijn op eigen gewin? De biologie en de heersende ideologie leken het ons te laten geloven. En toch is er de laatste tien jaren meer en meer wetenschappelijk bewijs gekomen dat dit idee tegenspreekt. De mens blijkt, evolutionair gezien, juist een supersamenwerker.
Tekst Anne Wislez – Foto Shutterstock
Goed nieuws. De selfish genes van Dawkins ten spijt, is de mens misschien helemaal niet zo zelfzuchtig van aard als we altijd gedacht hebben. Wetenschappelijk onderzoek vertelt ons namelijk dat cellen en organismen, eerder dan op zichzelf gericht te zijn, de neiging hebben tot samenwerking.De antropologie toont dat mensen zelfs in het jager-verzamelaartijdperk beschikten over een sterk gevoel van rechtvaardigheid en solidariteit, die het groepsbelang dienden. En ook een baby heeft de aangeboren neiging tot empathie, altruïsme en samenwerking. Dat blijkt ook uit de massa data die Dirk Van Duppen en Johan Hoebeke verzamelden voor hun boek De supersamenwerker. Een boek dat het bekende adagio van the survival of the fittest onder de loep neemt en meteen ook alle beelden die daarbij in ons hoofd ontstaan: de wet van de sterkste, eigenbelang, competitiviteit, agressie en egoïsme. Associaties die berusten op een misverstand, zegt Dirk Van Duppen.
Een misverstand? Leg eens uit.
Dirk Van Duppen: ‘Fittest betekent “meest aangepast”, niet per se “sterkst” of “machtigst”. Darwin werd mis geïnterpreteerd. Hij heeft letterlijk geschreven, vooral in zijn tweede boek The Descent of Man, dat survival of the fittest net zo goed gaat om diegene die het best kan samenwerken, die het meest sociaal is, de meeste empathie heeft. In het beeld van de homo economicus, het heersende mensbeeld van nu, wordt de mensensamenleving afgeschilderd als bestaande uit individuen die alleen de maximale winst voor zichzelf voor ogen hebben, in hebzuchtige concurrentie met de anderen. Dat is ook het heersende idee binnen het neoliberalisme. Maar dat is geen natuurwet, dat is een ideologie. En de ideologie van de huidige machthebbers, maar daarom niet die van de doorsneemens.’
Sommigen beweren dat de moraal van de mens maar een dun laagje vernis is. Krab eraan en je komt de ware mens tegen, in al zijn zelfzucht.
DVD: ‘Inderdaad, dat is ook al tientallen jaren de heersende opvatting in de gedragsbiologie. Maar dat idee is inmiddels achterhaald. De laatste tien-vijftien jaar is er – vooral door de doorbraak in de neurowetenschappen – een massa aan wetenschappelijk materiaal vrijgekomen dat zegt dat die vernistheorie geen steek houdt.’
Nochtans zien we daar toch best wat bewijs van rond ons.
DVD: ‘Ja, maar je kan net zo goed voorbeelden geven van het omgekeerde. Als je kijkt in je dagelijks leven zie je een boel voorbeelden die het tegendeel aangeven: mantelzorg, burenhulp, noem maar op. Er wordt beweerd dat die egoïstische neiging van de mens een biologische grondslag heeft. “Laat de sterkste maar winnen. Het is de natuur en dat moet je ook niet proberen te veranderen, want die natuurlijke selectie is goed, het houdt de gezondheid van het volk en het ras in stand.” Dat is het idee. Maar het beantwoordt niet aan de feiten. Als je gaat kijken naar de evolutie van de mens zie je heel andere dingen.’
Zoals?
DVD: ‘Professor Muyldermans, moleculair immunoloog aan de VUB, stelde vast dat “egoïsme op termijn voor een organisme of voor een individu contraproductief is en voor een samenleving nefast”. Dat lijkt me inderdaad een goede samenvatting. Als je mensen in interactie onderzoekt, dan blijkt daaruit altijd dat er drie gedragsregels essentieel zijn voor het overleven van de soort. Ten eerste moet de mens genereus zijn, bereid tot samenwerking, hij moet de hand kunnen uitreiken. Ten tweede moet hij vertrouwen hebben in de ander en optimistisch zijn dat die ook zal willen samenwerken. Ten derde moet hij mild zijn en een zekere graad van vergevingsgezindheid hebben als het niet meteen lukt, en tegelijk grenzen kunnen trekken tot waar hij bereid is te gaan.
Exact diezelfde bevindingen zijn de laatste tien jaar ook in ander onderzoek teruggekomen, zoals het onderzoek van Christopher Boehm naar samenleven bij de jagers-verzamelaars en het empirisch onderzoek van Elinor Ostrom naar de commons (de commons is iets wat we met een groep samen beheren, nvdr). Volgens sommigen zijn commons zelfvernietigend; door de zelfzucht van de ene gaat het op een bepaald moment onherroepelijk fout. Maar Ostrom heeft in de jaren 90 duizend casestudy’s van commons verricht en heeft daarvoor de Nobelprijs economie gekregen. Zij heeft onderzocht wat werkte en wat niet. En ook zij kwam uit op die drie gedragsregels.’
Maar horen die gedragsregels niet bij een heel ontwikkeld mens?
DVD: ‘Nee, het zit juist diep in ons ingebakken. Omdat we weten dat dat ons voortbestaan het best garandeert. We voelen ons als mensen gelukkig en opgewekt als we goed kunnen samenwerken, dat is de laatste jaren echt stevig gedocumenteerd. We voelen ons beschaamd en schuldig – we gaan blozen – als we niet hebben willen samenwerken, terwijl de ander dat wel wilde doen. En we walgen wanneer we willen samenwerken en de ander weigert, dan keren we ons af. Walging is het tegengestelde van empathie en ondermijnt de gemeenschap.’
Schippert de mens niet tussen twee polen: je wilt je richten op jezelf en toch deel uitmaken van een groep?
DVD: ‘Dat is hoe het sociaal-darwinisme het stelt: het eigenbelang en het belang van de groep worden tegenover elkaar geplaatst. Maar eigenlijk is er een wisselwerking en zelfs een elkaar versterkende relatie tussen beide. Bij eigenbelang hoort bijvoorbeeld het verlangen naar persoonlijke vrijheid. Maar die vrijheid wordt ook opgebouwd en gegarandeerd door de gemeenschap. Je hebt bijvoorbeeld de vrijheid om te kiezen uit medische behandelingen dankzij de gemeenschappelijke financiering van de gezondheidszorg. Daartegenover staat het individualisme gepromoot op de kap van de ander. Dat is iets heel anders, dat is wat de 1 % doet, zoals we de machtigste rijken tegenwoordig noemen.’
Enkel aan jezelf denken loopt slecht af?
DVD: ‘Ja, ook voor het individu is dat contraproductief, het gaat zich tegen je keren. En voor de gemeenschap is het ronduit nefast. Bij een “ieder voor zich”-mentaliteit krijg je polarisatie, een “ik tegen jou”- of “wij tegen zij”-gevoel. Dat gaat in tegen onze menselijke natuur. De mens is een soort die zijn gemeenschap nodig heeft om te overleven.’
Maar toch ook een soort die vecht voor eigen overleving?
DVD: ‘Die evolutionaire instincten zoals agressie en dominantie zijn gelocaliseerd in ons reptielenbrein. De drang naar samenwerking is een jonger stuk van ons, en zit in ons zoogdierenbrein. 250 miljoen jaar geleden kreeg je de overgang van de reptielen naar de zoogdieren. Reptielen, zoals schildpadden, leggen massaal eieren in het zand en zwemmen dan weg. Ze eten indien nodig hun eigen jongen op. Mensen houden hun kind in zich en zetten het erg prematuur in de wereld, het is dan nog heel afhankelijk en hulpbehoevend. Daarom hebben we ook die sterke prosociale instincten ontwikkeld. Niet alleen bij de baby en de moeder, maar bij de hele omgeving. De mensenvrouw heeft zodra ze zwanger is de hele gemeenschap nodig. Je ziet dat die sociale instincten paleo-antropologisch geselecteerd zijn om als mens te kunnen blijven bestaan.’
Kan het zijn dat precies die eigenschappen in de mens tot ontwikkeling komen die we als ideologie gaan benadrukken?
DVD: ‘Ja, je hebt de biologische evolutie, die deels genetisch bepaald is, maar je hebt ook de culturele evolutie. En je hebt de cumulatieve culturele evolutie, en als die in het evolutionaire proces verworven is dan gaat de cultuur de biologie overstemmen. Dan kan je zelfs biologische instincten perfect beheersen en cultureel in goede banen leiden – of in slechte. De maatschappelijke omstandigheden zijn bepalend of die evolutionaire jonge zijde van onze natuur overheerst (samenwerken) of de oudere instincten (ieder voor zich). Daarom eindigen we ons boek ook met een uitspraak van de Portugese Nobelprijswinnaar literatuur José Saramago: “als de omstandigheden zo bepalend zijn voor de mens, laat ons die omstandigheden dan meer menselijk maken”. En dat is de positieve boodschap die we hebben: we kunnen dat. De mens is niet in wezen slecht, en onze hersenen zijn ook het meest plastische orgaan in de natuur. Het biologische gereedschap dat we nodig hebben om samen te werken is er al, nu moeten we alleen nog beslissen om het te gebruiken.’
Meer lezen? De supersamenwerker, Dirk Van Duppen & Johan Hoebeke (Epo, 2016)