Wat helpt bij psychisch lijden? Is medicatie soms echt noodzakelijk, of kan je via therapie een duurzamer resultaat behalen? Wanneer kies je voor het ene, wanneer voor het andere? En hoe ziet het eruit als je beide combineert? Veel vragen, maar zijn er ook antwoorden?
Tekst Hade Wouters – Foto Shutterstock
Elke ochtend neem ik een pilletje, hoewel ik iemand ben die liever geen ‘troep’ in het lijf heeft. Geen hormonale anticonceptie, enkel biologische groenten en fruit. Maar dus wel medicatie om mijn hoofd op de rails te houden en de permanente strijd met mezelf te staken. Dat eerste pilletje betekende enkel maar opluchting. Eindelijk kon ik weer helder denken, was de afwas doen geen onmogelijke opdracht meer en kwam ik weer wat tot persoonlijke ontwikkeling. Maar toen ik het tegen vrienden vertelde, merkte ik dat iedereen er een mening over had. Mijn omgeving zei me dat mijn karakter zou veranderen. Dat ik niet meer mijn echte ik zou zijn. Dat ik vals speelde. Dat ik niet de moed had om de echte problemen op te lossen. Dat ik zware gezondheidsrisico’s nam omdat er natuurlijk altijd bijwerkingen zijn. Dat ik de pillen gebruikte om mijn leven niet te moeten aanpassen. Dat ik verslaafd zou worden, afhankelijk. Dat ik beter een mindfulnesscursus zou doen of gaan mediteren. Dat ik beter wat flinker of wat moediger zou zijn. Ik ging op onderzoek uit: medicatie of therapie? Ik sprak met patiënten en therapeuten. En ik kan alvast verklappen: met betrekking tot dit vraagstuk bestaat er geen zwart en ook geen wit. Welkom in de grijze zone.
Wat is psychisch lijden?
Mijn zoektocht begint bij de vraag naar visie op psychisch lijden. Is het een ziekte, zoals suikerziekte, waar je een aanleg voor kan hebben en wat je op een bepaald moment ontwikkelt? Is het een zwakte? Is het een tijdelijk gevolg van stress of ongelukkige omstandigheden? ‘Een ziekte is in feite een expressie van een vaak onbewust auto-verraad’,’ vertellen Barbara Vogeleer en Bruno Druppel me. Vogeleer is psychotherapeute, Druppel is osteopaat. Zij werken samen en apart met cliënten met verschillende ziektebeelden, vanuit een holistische visie. Vogeleer is ook ervaringsdeskundige. Ze heeft zelf een burn-out gehad, fibromyalgie en chronischevermoeidheidssyndroom. Ze heeft een lange weg afgelegd waar op een gegeven moment ook medicatie bij hoorde, die intussen is afgebouwd. ‘Soms wil je in het leven zo graag zijn zoals de anderen en erbij horen, dat je dingen doet die tegen jezelf ingaan,’ zegt ze. ‘Dat creëert een onevenwicht tussen het mentale, het emotionele en het fysieke stuk van jezelf. Vanuit je hoofd ga je bijvoorbeeld eisen stellen aan je lichaam. Als er een conflict is tussen het mentale en het fysieke toont dat zich in emoties. En als je emoties zoals verdriet of kwaadheid onderdrukt, kan je weer pijnklachten of vermoeidheid ontwikkelen. Die klachten zijn dan de uiting van een soort van verraad aan jezelf, van het feit dat je denken, je emoties en je lichaam niet op één lijn zitten.’
Linde (32) heeft zelf verschillende depressies gehad. ‘Ik heb een genetische aanleg voor depressie,’ vertelt ze. ‘Het zit dus in de familie. Die aanleg is niet voldoende om een depressie te ontwikkelen, maar toen ik op mijn vierentwintigste door een relatiebreuk plots op mijn eigen benen moest staan en ik daardoor een identiteitscrisis kreeg in combinatie met veel verdriet, triggerde dat de ontwikkeling van mijn eerste depressie.’ Maarten (33) ziet de depressie waar hij mee kampte als een fysiek verschijnsel: ‘Er is geen echte oorzaak voor mijn depressie. Ik heb ook geen trauma. Mijn depressie is er gewoon, het is een onevenwicht in mijn hersenen. Ik kan dus depressief worden zonder dat daar een verdrietig of traumatisch gebeuren aan vooraf moet gaan.’ Pieter (47) kreeg een depressie na een relatiebreuk. Het was meer dan een periode van neerslachtigheid, het ging om een depressie die zich manifesteerde met zware symptomen die een grote impact hadden op het dagelijks leven: ‘Ik sliep heel slecht, kon nergens rust vinden, was overgevoelig voor diverse prikkels en had een structureel gevoel van onveiligheid. De therapeut die ik zag maakte zich daar sterke zorgen over omdat er geen verbetering in kwam.’
Symptomen als bron van informatie
De symptomen van een psychische aandoening kunnen zeer divers zijn. ‘Als ik depressief ben, word ik erg passief,’ zegt Maarten. ‘Ik ben humeurig, heb een kort lontje en kan niets meer verdragen. Dat is niet handig als je twee jonge kinderen hebt. Tegelijkertijd is er een soort gevoelloosheid, een mist of een waas. Dingen dringen niet meer tot me door. Geen positieve dingen, geen negatieve dingen. Op die manier is het een heel eenzame ziekte. Het lijkt alsof ik opgesloten ben in een isoleercel.’ Linde vergelijkt een aankomende depressie met de ervaring van een emmer die langzaam aan voller en voller geraakt, zonder dat ze in staat is die te legen, via contacten, bewegen en zelfzorg. Als de emmer vol is, komt ze in de gevarenzone. ‘Dan is het alle hens aan denk. Het licht gaat uit in mijn hoofd, ik krijg zeer acuut het gevoel dat het niet meer hoeft voor me, dat ik zo niet wil leven. Ik voel me dan intens overweldigd, overprikkeld en belast. Alles kan me dan wanhopig maken. Ik geraak mezelf kwijt, er ontstaat een gevoel van vervreemding en ik kamp met angstgevoelens.’ ‘Symptomen zijn een bron van informatie,’ zegt Barbara Vogeleer. ‘Ze zijn niet alleen een goed alarm en een goede indicator van wat er aan de hand is, maar ze hebben ook een beschermende functie. Het passieve bij sommige depressies is dan bijvoorbeeld een bescherming tegen het overgaan tot een wanhoopsdaad, of de pijn en vermoeidheid dwingen je te rusten.’
Het heilzame van medicatie
Voor zowel Linde als Maarten hoort medicatie bij hun behandeling. Voor Maarten bestond zijn behandeling exclusief uit medicatie. ‘Ik ging langs bij de huisdokter. Hij stelde vragen, tekende symptomen op en probeerde een inschatting te maken. Op basis daarvan schreef hij me medicatie voor. Op het moment dat ik de stap had gezet om hulp te zoeken, was de situatie al erg acuut. Pas na een drietal weken had de medicatie effect. Mijn draagkracht verbeterde, ik kon weer meer dulden van de kinderen, de problemen op het werk werden minder onoverkomelijk, ik werd welgezinder. De mist, het gevoelloze is niet onmiddellijk weggegaan, maar dat heeft misschien ook te maken met het feit dat ik me door de medicatie nog meer afgevlakt voelde. De medicatie is voor mij een duwtje in de rug om zelf uit mijn depressie te geraken. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat ik uit bepaalde denkpatronen stap en dat ik bepaalde gedachten kan vermijden. Bijvoorbeeld de gedachte dat alles lastig is en dat alles mislukt. Door de medicatie is dat makkelijker in de hand te krijgen. Boterhammen maken voor onze lunchpakketten van de volgende dag was bijvoorbeeld onmogelijk geworden. Het werd een drama, ik geraakte daar totaal opgefokt van. Met die medicatie geraakte ik uit een spiraal waardoor ik niet meer vastliep met dit soort dingen. Ik heb geluk gehad dat ik meteen de juiste medicatie kreeg.’
Ook Linde vond met haar arts meteen een passend medicijn: ‘Meestal is het trial and error, het is erg persoonsgebonden. Ik vond het erg moeilijk om de stap te zetten naar het nemen van medicatie, maar op het moment dat een depressie zich aandient is het voor mij eerder een noodzaak dan een keuze in dat acute moment. Ik ben dan ergens zelf teleurgesteld, voel me bij momenten een zwakkeling met te weinig veerkracht. Naar iemand anders toe zou ik daar nochtans veel milder op reageren.’ Linde combineert medicatie met therapie. ‘Maar om therapie aan te kunnen moet ik wel op een bepaald niveau zitten. Op het ergste punt in de depressie is therapie geen optie. Op het moment dat je verdrinkt moet je geen zwemlessen krijgen maar een reddingsboei. Therapie is niet aan de orde als het heel slecht gaat omdat ik er dan geen energie en kracht voor heb, en omdat het heilzame ervan niet zou binnenkomen. Ik zet wel in op therapie. Dat heeft me sterker gemaakt, maar het heeft niet kunnen vermijden dat ik later nog depressies heb gekregen. Ik waak ook over mijn belasting, waarmee ik bedoel dat ik aandacht probeer te hebben voor zelfzorg en streef naar balans in mijn leven. Ik werk daarom aan mijn persoonlijke ontwikkeling, door aan yoga te doen, zelfhulpboeken te lezen, af en toe een workshop te volgen …’
Pieter heeft een tijdje antidepressiva genomen, maar besloot de medicatie stop te zetten en zijn depressie zelf te overwinnen: ‘Ik heb even een medicijn genomen waar ik vervelende bijwerkingen van ondervond en eigenlijk geen effect. Ik heb bijvoorbeeld nooit het idee gehad dat mijn stemming erdoor verbeterde. Door de depressie voelde ik me ontzettend kwetsbaar. Het depressief zijn werd een centraal thema in mijn leven en dat wilde ik niet meer. Ik besloot mijn medicatie stop te zetten en actief uit het dal te klimmen.’ Vertrouwen in de eigen genezingskracht Barbara Vogeleer en Bruno Druppel zetten met hun cliënten in op het brengen van evenwicht tussen het mentale, fysieke en emotionele. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is vertrouwen in de eigen genezingskracht van de cliënt: ‘Ik wil cliënten nooit het gevoel geven dat ik het weet in hun plaats. Ik geef hen het vertrouwen: het zit in jou, jij kan je weer gezond maken. Dat staat in contrast met het voorschrijven van medicatie, waar de boodschap soms net is: ik weet het niet, of jij kan het niet alleen. Natuurlijk is medicatie soms nodig. Als iemand zijn hoofd niet meer boven water kan houden of als er geen gezonde ‘ik’ meer aanwezig is. Alleen is het belangrijk dat de cliënt eigenaar is van die beslissing en die beslissing niet ondergaat.’ Het in evenwicht brengen van de drie eerder genoemde niveaus leidt tot rust in een persoon die zichzelf (weer) als een heelheid ervaart en ook heilzame keuzes kan maken vanuit dit gevoel. Op die manier worden mensen de bron van hun eigen genezing. ‘Voeding kan daarin een rol spelen. Maar ook gesprekken in het therapeutische proces waarbij ik niet-oordelend en met vertrouwen naar een persoon kijk,’ zegt Vogeleer. ‘De toegangspoort verschilt van persoon tot persoon,’ vult Druppel aan. ‘Sommige mensen verzetten eerst werk in therapie. Anderen redden het niet met woorden en kiezen voor de weg via het lichaam, waarbij ik hen dan manueel-therapeutisch behandel. Het lichaam is immers een bron van onbewuste informatie. Emoties, herinneringen en beelden kunnen vrij komen. We merken dat deze verschillende ingangen bij cliënten goed op elkaar aansluiten.’ Barbara vertelt dat een cliënt dan tot een vorm van transformatie kan komen waarbij het auto-verraad uit het leven wordt gebannen en een ziek-makende context eventueel wordt veranderd. ‘Een andere keuze maken, zoals het veranderen van een relatie, van een baan, een woning, het herschikken van prioriteiten, wordt dan vanzelfsprekend. Dat is erg individueel en je hebt een bepaalde kracht nodig om dit aan te gaan. Levensenergie komt terug als je veranderingen doorvoert, maar natuurlijk gaan pijn en vermoeidheid niet meteen weg. Hoewel medicatie zeker een rol kan vervullen in de weg die af te leggen is, kan het uiteindelijk ook afgebouwd worden.’
We kunnen ons de vraag stellen of we vormen van ziekte, ongemak, symptomen en problemen altijd moeten willen afvlakken, via bijvoorbeeld het gebruik van medicatie. Misschien moeten we, zoals psychiater Dirk De Wachter ook zegt, geluk niet overschatten. Het is niet maakbaar en het is erg momentaan. We moeten leren leven met hobbels, fasen, cycli. Comfort vinden in het discomfort.
Je leven in eigen handen
Medicatie brengt bijwerkingen met zich mee. Linde geeft aan dat ze daar gelukkig weinig last van ondervindt, maar voor Maarten was dat anders. ‘De eerste dagen voelde ik me alsof ik dronken was. Ik verdikte ervan. Soms werd het zwart voor mijn ogen. En mijn libido was weg, wat natuurlijk ook al zo was toen ik depressief werd. Mijn gevoel vlakte af en ik voelde me onverschillig, dingen raakten me niet meer echt.’ De eerste twee weken waren voor hem het zwaarst, omdat de medicatie toen al begon in te werken op zijn daadkracht maar nog niet op zijn stemming. ‘Op dat moment was ik een gevaar voor mezelf.’ Maarten besloot af te bouwen en had twee zorgvuldige pogingen nodig om daartoe te komen. Naast de bijwerkingen is het immers ook zo dat hij het niet prettig vindt afhankelijk te zijn van medicatie. Hij heeft zijn levensstijl enorm aangepast om het risico op een nieuwe depressie te vermijden. ‘Ik fiets, ik probeer dagelijks buiten te komen. Ik zorg ervoor dat ik voldoende slaap krijg en ik houd meer rekening met mijn eigen wensen en grenzen dan met de maatschappelijke normen. Dat geeft mij gemoedsrust.’ Linde heeft haar medicatie ooit afgebouwd, maar neemt nu vrede met het feit dat ze mogelijk blijvend een lage dosis nodig heeft. ‘Ik heb gelukkig niet de indruk dat ik iemand anders ben door de medicatie, dat ik afgestompt geraak. Ik voel me net meer mezelf. De medicatie vijlt de scherpte weg die er niet hoort te zijn.’
Pieter ondernam concrete acties na het stoppen met medicatie: ‘Ik ging daten en begon serieus met hardlopen. Ik kocht een hartslaghorloge, meldde me aan voor een halve marathon en sloot me aan bij een loopclub. Met name door het hardlopen kwam ik terug in mijn kracht in plaats van in mijn zwakte. Daardoor voelde ik me ook sterk genoeg om zonder antidepressiva door te gaan.’
Zelf ervaar ik de bijwerking van het niet nemen van medicatie als schadelijker dan de lichte bijwerkingen van de medicatie. Het isolement waarin ik terecht kom, de energie die weg drupt, de permanente strijd met mezelf, het werd een negatieve spiraal die in mijn geval omgebogen kon worden door een pilletje per dag. De therapie die ik voordien al kreeg is nu effectiever, omdat er meer bodem is om op te bouwen.
Medicatie of therapie?
Geen zwart, geen wit, maar een uitgestrekte grijze zone. Niet alleen zijn er meer opties dan medicatie en therapie, ook kunnen beide opties met elkaar gecombineerd worden in verschillende mate. Bovendien zijn geen twee situaties te vergelijken. Wat ik wel op het spoor ben gekomen is het belang van eigenaarschap. De keuze om wel of geen medicatie te nemen mag er geen zijn die ingegeven is door vooroordelen van anderen of een visie van een arts of therapeut. Als het mogelijk is, is een eigen bewuste weloverwogen keuze van de cliënt het beste. De opdracht van de omgeving, inclusief de therapeuten en artsen, is de integere keuze voor het al dan niet nemen van medicatie te respecteren en met mildheid te benaderen. Het eigenaarschap en de verantwoordelijkheid die een patiënt daarmee neemt kan een krachtige eerste stap zijn in de genezing.