Kinderen moeten zien te functioneren in een almaar complexer wordende wereld. Belangrijk dus dat ze op school en thuis klaargestoomd worden om future-proof te zijn. Welke vaardigheden moeten ze daarvoor ontwikkelen? En hoe kan je daar als ouder een handje bij helpen?
Tekst Hade Wouters – Foto Shutterstock
Toen mijn kinderen in het secundair onderwijs terechtkwamen, stond ik versteld’, vertelt Mette. Mette is moeder van twee pubers, een zoon en een dochter. ‘Het lager onderwijs bereidde hen voor op het leven in een almaar complexer wordende samenleving. Ze leerden samenwerken met speciaal daarvoor ontworpen werkvormen, er werd gedifferentieerd zodat ieder kind op zijn niveau een aanbod kreeg en de motivatie hoog bleef, en ze leerden zelf hun lessen plannen doordat ze aan het begin van de week een aantal taakjes kregen die ze op het eind van de week afgerond moesten hebben. De overgang naar het secundair onderwijs leek een stap achteruit. De school is hiërarchisch en de leraren focussen zich enkel op hun eigen vak. Tussen leerlingen wordt eerder competitie dan samenwerking aangemoedigd.’ Dat de samenleving sneller evolueert dan ooit tevoren lijdt geen twijfel, maar jammer genoeg volgt het onderwijs niet altijd op hetzelfde tempo. Het zou nochtans mooi zijn als scholen net het voortouw zouden nemen. Daarvoor is het belangrijk om een beeld van de toekomst te vormen en te bedenken wat voor vaardigheden jongeren vandaag moeten ontwikkelen om in die wereld van morgen te kunnen functioneren.
Omgaan met ‘veel’ en ‘anders’
Sociaal pedagoog Bert Smits is bezieler van het platform Mysterie van Onderwijs, dat via inspirerende activiteiten onderwijsvernieuwing wil stimuleren.‘De vaardigheden die kinderen moeten kunnen ontwikkelen om deel te nemen aan de wereld van morgen, komen voor mij neer op vier pijlers van educatie die beschreven staan in het rapport voor de UNESCO: “leren om te zijn”, “leren om te doen”, “leren om te weten” en “leren om samen te leven”. “Leren om te zijn” gaat over persoonsvorming. Wie ben ik? Wat is mijn identiteit? Over welke talenten beschik ik? Maar ook: waar kom ik vandaan, welke invloed heeft dat, wat betekent dat? Het is belangrijk om jezelf te kennen in de complexe wereld met zijn overvloed aan keuzes en mogelijkheden van morgen. “Leren om te doen” sluit daar voor mij naadloos op aan. Alleen is de wereld van morgen complex. Er is veel onzekerheid, er zijn onbekende factoren, er is veel informatie waarin je je weg moet vinden. Om stappen te zetten in deze wereld moeten kinderen veranderingsbekwaam leren worden. Ze moeten een wendbaarheid en een beweeglijkheid ontwikkelen die hen in staat stelt om om te gaan met veelheid en met verandering, zonder zich omver te laten blazen. “Leren om te weten” gaat over de kennis die je daarvoor nodig hebt. Ook al kan je tegenwoordig alles opzoeken en terugvinden, je hebt een bepaald soort kennis nodig om te beseffen wat je niet weet en om de juiste vragen te kunnen stellen. Tot slot is er het “leren om samen te leven”: kinderen moeten voorbereid worden om te leven in een diverse maar gelukkig ook toenemend participatieve samenleving. Ik zou aan die vierdeling zelf nog “leren om te kiezen” toevoegen. Want we worden enerzijds geconfronteerd met overvloed, en anderzijds met een schaarste aan tijd, waardoor er een constante angst om dingen te missen ontstaat, de zogenaamde fear of missing out. Leren om te kiezen vraagt veel van de andere vier vaardigheden. Je moet jezelf kennen, je goed in je vel voelen, een blik op de toekomst houden, moed en lef hebben en ook je netwerk kunnen inschakelen.’
Nood aan totaalplaatje
Mette mist in de begeleiding van haar kinderen op school het ontwikkelen van relevante vaardigheden. ‘Mijn dochter haat groepswerken, omdat er in het proces van samenwerken zo veel mis gaat. Ze leert daar vooral van dat ze het werk van de andere groepsleden het best ook voor haar rekening neemt, als ze goede cijfers wil. Het product is het enige waar ze op afgerekend worden, niemand vraagt naar het proces van samenwerking of helpt hen daarbij. Ook het omgaan met informatie wordt niet begeleid. Mijn zoon kreeg wel de waarschuwing dat hij voor een paper niet enkel bronnen van internet mocht raadplegen, maar hoe hij kan onderscheiden welke informatie in die eindeloze stroom relevant en betrouwbaar is, en welke niet, wordt hem nooit verteld.’ Toch zijn er ook hoopvolle bewegingen. Die ziet Smits vooral in het kleuter- en lager onderwijs: ‘Er wordt gewerkt aan talenten, jongeren leren zichzelf in te schatten, ze maken kennis met hun omgeving, ze leren samenwerken en de kennis die ze aangeleerd krijgen wordt in verhouding geplaatst tot het geheel. Maar in het secundair onderwijs worden jongeren inderdaad terug gekatapulteerd in de tijd. De aandacht voor zelfstandigheid neemt af, er wordt in vakken gedacht en het geheel is zoek. We hebben naar mijn idee goede leraars, maar de lespakketten zijn niet afgestemd en er is onvoldoende samenwerking over de vakken heen. Het zou bijvoorbeeld een goed begin zijn als leerstof meer gekaderd zou worden, als de link beter gelegd zou worden tussen het volledige plaatje en het stukje leerstof waar ze op dat moment mee bezig zijn.’
Gezonde dosis verveling
Natuurlijk kan de school niet alles aanpakken. In de vorming en opvoeding van kinderen hebben zowel ouders als school een belangrijke rol te spelen. Er wordt wel eens beweerd dat ouders almaar meer opvoedkundige taken uitbesteden aan de school. Maar wat kunnen ze zelf doen, als ze hun kinderen willen voorbereiden op hun rol in de samenleving van de 21ste eeuw? Bert Smits pleit vooral voor vertrouwen en vrije ruimte. ‘Kinderen weten goed wat ze willen en voelen de tijdsgeest ook prima aan, wat niet betekent dat ze vanzelf groot worden. Opvoeden is aanreiken. Het is belangrijk dat je als ouder een evenwicht vindt tussen ruimte geven en sturing bieden. Opvoeding is altijd een proces dat op maat gebeurt, waarbij je inzet op zelfstandigheid en het zelfsturend vermogen van je kind. Het is belangrijk dat ouders elkaar daar minder in opjagen. Ik zie het vaak genoeg aan de schoolpoort gebeuren. We moeten luisteren naar onze kinderen. Als ze aangeven vermoeid te zijn of iets wel of niet te willen doen, moeten we hun grenzen respecteren. Niet elk moment moet volgestouwd worden met nuttig, zinvol en goed bezig zijn. Je kan best het risico nemen je kinderen wat minder hobby’s te laten doen of hen gewoon wat ruimte te geven om te zijn, thuis. Zo komen ze eerst tot verveling, maar daardoor ook tot creativiteit, spel, het ontdekken van hun eigen grenzen en mogelijkheden, en kennis van zichzelf.’
Jong geleerd
Je kinderen zo veel mogelijk betrekken bij het gezinsleven en ze daarin verantwoordelijk op maat geven, is ook erg waardevol in een poging om hen te wapenen voor later. Liesbeth: ‘Thuis probeer ik elke kans aan te grijpen om mijn jongens voor te bereiden op de toekomst. Ik vraag verantwoordelijkheid en inzet van hen. Als we op reis gaan, vraag ik hen informatie op te zoeken en voorstellen te doen voor activiteiten. Ik wil geen twee verveelde pubers die er tegen hun zin bij zijn, maar dat betekent dat ze dus ook actief een rol nemen in de voorbereiding van de vakantie of van trips, voorstellen leren formuleren en overleggen met ons. Ik vind het ook belangrijk dat ze over zichzelf nadenken. In de examenperiode laat ik mijn kinderen daarom prognoses invullen. Hoeveel gaan ze halen op het examen van morgen? Op die manier laat ik hen hun eigen inzet en prestaties inschatten. Mijn jongste zoon overschat zichzelf, terwijl mijn oudste zoon zichzelf steevast onderschat. Hij heeft de neiging te ver door te gaan in het studeren. We vergelijken de prognoses met de uiteindelijke cijfers en gaan erover in gesprek. Mijn kinderen klagen ook wel eens over het eten, dus heb ik hen inspraak gegeven in het weekmenu. We eten uiteraard geen vijf dagen na elkaar pasta: ik vraag hen rekening te houden met inzichten over gezonde voeding en die toe te passen. Zelfs in de kleine dagelijkse beslommeringen van het huishouden zitten kansen om te leren.’