Valt elke ouder iets te verwijten? Ja. Is elke ouder-kindrelatie daarom een tikkende tijdbom? Verre van. ‘Niemand rijdt een foutloos parcours’, stelt ontwikkelingspsycholoog Bart Soenens. ‘Pas na een lange, heftige voorgeschiedenis dreigt de breuk.’

Tekst Eline Delrue

Volwassenen die hun ouders verwijten maken, ze zijn eerder de regel dan de uitzondering. Nu we straks met z’n allen aan de feesttafel aanschuiven laat ook dat oud zeer zich ongetwijfeld weer voelen. Vraag is dan: komen we tot vergeving? Eerder al waarschuwde psychotherapeut Éric Trappeniers voor vonken rond de kerstboom: ‘Want ik ken geen enkele volwassene die zijn ouders niets kwalijk neemt. De eindejaarsfeesten brengen die herinneringen vaak naar boven en dat kan soms vuurwerk geven.’

Als ouders willen we het nochtans maar al te graag: zolang mogelijk de held zijn van onze bloedjes. Maar dat is niet meer dan een illusie, zo doorprikt ontwikkelingspsycholoog Bart Soenens van de UGent.

Psychologie

Het hoort erbij

Eén troost voor gedeukte ouderego’s: het is volstrekt normaal. De liefde mag nog zo groot zijn, die vervloekte verwijten komen als vanzelf. En dat heeft te maken met wat psychologen de ‘socialedomeintheorieën’ noemen. Concreet: zelfs kleuters denken al na over welk domein er nog weggelegd is voor het ouderlijke gezag en wat hun private ruimte is, waarin enkel zij het voor het zeggen hebben.

Ruwweg zijn er drie domeinen. Eén: dat van de moraliteit – niet stelen, niet liegen, niet vechten. Twee: het terrein van de sociale conventies. Denk aan afspraken zoals: in de wachtzaal van de dokter moet je stil zijn. Hier aanvaarden kinderen nog tamelijk lang het ouderlijk gezag. Het zijn no-gozones. Ze weten: ‘Mijn ouders hebben recht van spreken. Zij zijn de experts.’ Maar, zo vult Soenens aan: ‘Gaandeweg tekent zich ook een derde domein af: het persoonlijke.

Kinderen zien dat als hun eigen territorium, waar ouders niet in tussen mogen komen. Het gaat dan over voorkeuren, zoals hun lievelingskleur, hun favoriete tv-programma’s, kleding. En voor je het weet staat je dochter van drieënhalf ’s ochtends te onderhandelen over welke onderbroek en kousen ze wil aantrekken.’

Typisch voor dat privédomein is dat het er alleen maar groter op wordt, met een big leap in de vroege adolescentie. Zo worden grenzen tussen tien en veertien jaar gretig afgetast en sterk onderhandeld. Neem nu gewelddadige games. Ouders schrikken en zien er een morele angel in – ‘al dat bloed, al dat moorden!’, maar voor de jongere is het iets wat nu eenmaal tot zijn voorkeuren behoort.

‘Ga je daar tegenin, dan begeef je je in een wespennest, precies omdat het om “persoonlijke materie” draait’, duidt Soenens. ‘Het is in die periode dat de conflicten thuis het hevigst opflakkeren. Die wrijvingen kunnen leiden tot zwijgzame tieners met een hoofd vol geheimen. En hoe meer je voor detective speelt, hoe harder het kind dichtklapt.’

Laten overwaaien

‘The perfect storm’, zo noemen psychologen het weleens. Want tussen tien en veertien jaar staan de hersenen op hun kop. Soenens: ‘In het brein komen processen op gang die een explosieve cocktail vormen. Discussies over een “foute” levensstijl, over “verkeerde” vrienden, ze kunnen hoog oplaaien.’ Maar – en hier komt het goede nieuws – die ruzies zijn klein bier. ‘Dat is niet iets wat eeuwig zal blijven plakken of tot zware verwijten zal leiden.’ Het perfecte aan die storm is dat hij gewoon overwaait.

Halen kinderen toch het grof geschut boven – en dat kan al in de adolescentie – dan speelt er een diepere oorzaak, meent Soenens. Een kwetsbaar temperament van het kind, bijvoorbeeld. Of een ouder-kindrelatie die langdurig scheef zit. ‘Denk aan ouders die psychologische controle uitoefenen. Door vaak ontgoocheling te tonen, door op het schuldgevoel van hun kind in te spelen of door telkens weer in de verf te zetten wat ze allemaal opofferen voor hun kroost stel je een kind langdurig bloot aan dat soort druk, dan kan het gaan rebelleren.

De grieven worden ernstiger, de afstand tussen ouder en kind wordt chronischer.’ Niet zelden komen de verwijten nog later, wanneer het kind zelf moeder of vader wordt. Logisch ook, vindt Soenens: ‘Vanop grotere afstand kan je dan terugblikken naar hoe het er vroeger bij jou aan toe ging. Een situatie laat zich niet gemakkelijk vangen als je er middenin zit. Het is zoals met een vis in een bokaal. Die ziet niet hoe het elders is.’

Opmerkelijk: bewezen is dat die psychologische ‘oorlogsvoering’ blijft nazinderen, ook al ben je het ouderlijk huis uit. ‘Je draagt dat mee in je bagage, zelfs nadat je de deur dichtgetrokken hebt.’ Sluw, slinks, onderhuids: het is geen fraai plaatje van ouders die druk zetten. Niet abnormaal dus dat je er vaak pas jaren later achter komt. En precies omdat het zo subtiel gebeurt is het ook moeilijk om er de vinger op te leggen.

‘Vaak hebben die ouders minstens de schijn van goede bedoelingen. Ze denken dat ook zelf: “ik wil het beste voor jou”. De controle en druk zitten dikwijls ook verwerkt in een mix van betrokkenheid en liefde. Dat maakt het ook zo moeilijk om als kind vlakaf “foert” te zeggen tegen je ouders, want die erkenning en liefde wil je natuurlijk ook.’

Alle ouders schuldig

Wie is waar in de fout gegaan? En waarom komt het ene kind klagen en het andere niet? Die zaken jaren na datum uitklaren, het is een netelige kwestie. Een kwestie van interpretatie ook. Wel zeker is dit: vrijwel alle ernstige verwijten tegenover ouders hebben te maken met de drie basisnoden die kinderen hebben. Autonomie, competentie en verbondenheid.

‘Denk aan opvoedingssituaties waarin een van die noden langdurig werd bedreigd’, stelt Soenens, die daar samen met collega-psycholoog Maarten Vansteenkiste een boek aan wijdde: Vitamines voor groei. Autonomie draait dan om problemen als: je kon niet zijn wie je wilde zijn, je mocht niet de studierichting volgen van je keuze. Bij competentie speelt harde kritiek mee: je kreeg als kind zodanig veel negatieve commentaar dat je erg onzeker werd en nu faalangst hebt. Of bepaalde zaken werden je uit handen genomen, waardoor je er vandaag nog altijd niet goed mee om kan.

Icone citation

“Wie is waar in de fout gegaan? Die zaken jaren na datum uitklaren is een netelige kwestie”

Verbondenheid heeft dan weer te maken met warmte en genegenheid, of juist het gebrek daaraan: je kreeg niet genoeg affectie, er werd geen liefde getoond of die liefde was te afhankelijk van het behalen van bepaalde standaarden. Al is ook hier geen enkele ouder ‘onschuldig’, weet Soenens.

‘Niemand rijdt een foutloos parcours, dat is een zekerheid. Het is gewoon zaak om die basisnoden zoveel mogelijk te respecteren.’ Alle ouders hebben weleens momenten waarop dat simpelweg niet lukt, zo blijkt uit dagboekonderzoek. Soenens: ‘We zien daar veel variatie in, en het wisselt echt van dag tot dag. Op sommige dagen gaan ouders helemaal mee in het perspectief van het kind en voeden ze zijn noden, op andere dagen ondermijnen ze die behoeften en reageren ze controlerend of kil.’ Dat kan verschillende redenen hebben. Een helse periode op het werk. Stress. Of gewoon je kind dat je het bloed onder de nagels vandaan haalt – want laten we niet vergeten dat dat ook gebeurt.

De band met je ouders, het is er een die je niet zomaar zal doorknippen. Pas na een heftige, lange voorgeschiedenis dreigt een breuk. Met brokken te scherp om te lijmen. Maar weet dan dit, zo besluit Soenens: ‘Als kind zal je altijd blijven hunkeren naar die liefde en erkenning. Daarom zijn er maar weinige die radicaal breken. Er komt altijd weleens een moment waarop je denkt: zou ik niet weer wat toenadering zoeken?’ Zeg dus nooit nooit.