De aanslagen van 22 maart hebben ons brutaal door elkaar geschud. Ze hebben geleid tot warmhartige reacties en solidaire acties, maar ze hebben ook ons gevoel van basisveiligheid tot in de kern geraakt. Wat doet dat met ons? En hoe kunnen we ons toch weer veilig voelen? We vroegen het aan traumapsycholoog Erik de Soir.

Tekst Anne Wislez – Foto Amanda Charchian

Er zijn van die dagen die eeuwig in je geheugen gekerfd zullen staan. Elke generatie kent wel zo’n dag. Waar was jij toen je hoorde dat John Lennon doodgeschoten was, of Lady Diana verongelukt? Wat deed je het moment dat je hoorde over 9/11? Vanaf nu is er voor iedereen in ons land de onher
roepelijke D-day: 22 maart. De dag dat het woord ‘veiligheid’ een nieuwe dimensie kreeg. Het is anders als een veront-
rustend bericht via het tv-scherm of de nieuwe media binnenkomt – er zijn elke dag wel bedreigingen in de wereld, veraf en dichterbij. Maar die dag kregen we alarmerende berichten binnen via sms, of via een telefoontje, van een vriendin die in de file op de Brusselse ring stond, van een neef die net op wereldreis zou vertrekken, van je dochter die met de klas aan het inchecken was voor de traditionele Romereis, of van buren die hun ouders die ochtend zouden gaan ophalen aan de luchthaven. De grond daverde onder onze voeten. En we voelen de naweeën nog. Natuurlijk zijn we geschokt door de barbaarsheid van het gebeuren. Een aandoenlijke post van de Brusselse Megan ging Facebook rond: ‘Je ne comprend pas’. Niemand begrijpt wat er gebeurt in de hoofden van mensen die beslissen om zichzelf en tientallen anderen samen met hen op te blazen. Waarom? Wat is de bedoeling? Maar los van de shock omwille van de motieven, zijn we ook getroffen in ons basisfundament: dat van veiligheid. Een recht dat we als mens hopen te mogen opeisen, omdat het ons toelaat om met vertrouwen in het leven te staan.

Het wegvallen van een fundament
We voelen ons veilig in vertrouwde situaties. Daarom zoeken we die ook op. En daarom speuren we voortdurend naar signalen die ons die veiligheid kunnen garanderen. We wagen ons wel eens op onbekend terrein, maar houden het meestal toch bij ‘berekende risico’s’. Een mens wil wel verrast worden, maar niet zodanig dat het bedreigend wordt. Los van uitgesproken waaghalzen die de kick van de bijna-doodervaring nodig hebben om het leven in hun aders te voelen stromen, gaan we een gevoel van onveiligheid instinctief uit de weg. Onveiligheid gaat om meer dan alleen de angst om slachtoffer te worden. Het gaat om het wegvallen van een fundament, de bodem onder onze voeten. De behoefte aan veiligheid is een oergevoel dat je nodig hebt om te kunnen leven, je tussen anderen te begeven en dingen te ondernemen zonder het gevoel dat je persoon, je integriteit, je gezondheid of je bestaan in gevaar is. Het is ook een basis om open, nieuwsgierig, verkennend en ontspannen in het leven te staan, om grenzen te verkennen en zo te groeien. Het is op zich dus ook een ideaal. Een dat we de laatste halve eeuw in ons rijke, vrije Westen hoog in het vaandel hebben gedragen. En toch bekroop ons de laatste tijd al wel vaker een gevoel van onveiligheid. Omdat door de nieuwe technologie alle onheilspellende berichten van overal ter wereld à la minute binnenkomen. Maar ook omdat de samenleving individualistischer wordt en de wet van de sterkste zich almaar luider laat horen. De economische crisis confronteert ons ook met werkverlies, uitval door ziekte en stijgende armoede. Komt daarbij nog het probleem van de toenemende vluchtelingenstroom, die ons naar begrenzing doet grijpen. Ten slotte komt de dreiging van terrorisme al een tijdje onrustwekkend dichtbij – om dan werkelijk op onze eigen stoep tot ontploffing te komen. Een gevoel van onveiligheid gaat overigens niet alleen om angst voor werkelijk gevaar, maar vooral om een vaag gevoel dat ons iets zou kunnen overkomen. Het is een sluipende angst voor ‘wat als’. En hoe ga je met zo’n ongrijpbaar monster om? We vroegen het aan traumapsycholoog Erik de Soir.

Waarin hebben de aanslagen ons vooral geschokt? In het wegrukken van een soort basisveiligheid?
Erik de Soir: ‘In de samenleving die we kenden, zonder directe terreurdreiging, leefden we in een roes van veiligheid, voorspelbaarheid, controle, samenhang, eerlijkheid, rechtvaardigheid en vertrouwen. Sinds de opeenvolging van aanslagen in Tunesië – waar we op reis gaan – en Parijs zijn de fundamenten van die visie stilaan beginnen wankelen. De terreurdreiging die ontstond na de aanslagen van 13 november hebben ons bruusk geconfronteerd met de nabijheid van gevaar. Terroristen die gewone mensen aanvallen in hun gewone bezigheden. Geen symbolische doelwitten meer, zoals een Joodse ster, militaire doelwitten of EU- of NATO-gebouwen. Sinds de aanslagen in Zaventem en op de metro Maalbeek is onze set van valse basiszekerheden – eigenlijk basisillusies – in één klap aan diggelen geslagen. Velen onder ons hebben vrienden en kennissen die nipt wisten te ontkomen of zelfs gewond en gedood werden in de aanslagen. Ineens lijkt ons wereldbeeld ingestort, en nu riskeren we de wereld 180° anders te bekijken, alsof vanaf nu het gevaar en de dreiging omnipresent zullen blijven in onze samenleving.’
Wat hebben we nodig om ons weer ‘veilig’ te voelen?
EdS: ‘We zullen ons weer veilig beginnen voelen als er langere tijd geen calamiteiten, rampen of aanslagen plaatsvinden. Het lijkt dan alsof dat alleen bij anderen gebeurt. We vragen ons af of ons gevoel voor veiligheid nu voor altijd weg zal zijn. Maar één ding is zeker: als er nu langere tijd niks meer gebeurt, dan zal zelfs deze zwarte bladzijde worden omgeslagen. We hebben immers de neiging om gevaar ook snel weer te ontkennen, om opnieuw in die comfortabele roes terecht te komen. Het soort drama’s dat ons nu treft, heeft dus een vrij cyclisch verloop: ze worden ontkend, dan plots vinden ze plaats, dan wordt de impact overdreven en veralgemeend, maar later – vaak jammer genoeg – ook weer vergeten of naar de achtergrond gebannen.’
Kan het zijn dat we ermee leren leven?
EdS: ‘Uiteindelijk zijn we als mens veerkrachtig, we passen ons aan elke nieuwe situatie aan. In landen waar permanent gevaar is voor dit soort aanslagen wordt er zelfs eerder laconiek mee omgesprongen. De mensen in die landen behouden ook een routine, maar met een ander besef van kwetsbaarheid en fatalisme. Wij zijn daar gelukkig nog niet aan toe en schreeuwen nu uit dat dit niet meer mag gebeuren. Maar niks zegt ons dat onze samenleving ook niet voorgoed evolueert naar een samenleving waarin dit soort daden regelmatig gesteld zal worden en de vijand ingebed zit in de maatschappij.’
Hoe traumatiserend is het om van de ene dag op de andere een oorlogsdaad in eigen land te ervaren?
EdS: ‘Het overvalt ons. Al zijn we in feite lange tijd argeloos omgesprongen met de dreiging van radicalisme en fundamentalisme. Het ging immers om een kleine, aanvankelijk als ongevaarlijk ingeschatte groep. Maar inmiddels woekerde het gevaar onderhuids verder. Terwijl er in het najaar nog proteststemmen waren tegen het aanhouden van de hoge terreurdreiging en de militairen in het straatbeeld, is de perceptie vandaag anders. De aanslagen in Brussel hebben ervoor gezorgd dat bij veel mensen de oogkleppen afvallen, en plots lijkt het oorlog. Alleen oudere mensen in ons land hebben de gruwel van de oorlog nog gekend. Voor jongeren is het dus helemaal nieuw en bedreigend. We moeten als bevolking nu een manier vinden om met die nieuwe situatie om te gaan.’
Wat is volgens jou het moeilijkst aan die situatie: dat het op vertrouwde plekken gebeurt waar iedereen wel eens komt? Of dat het op elk moment kan toeslaan?
EdS: ‘Het moeilijkste is nu dat we ons gedrag – als we dat willen – alleen kunnen aanpassen aan de vorige dreiging, maar nooit aan wat nog komen zal. De cijfers van de Lotto van vorige week kan je gemakkelijk vinden, maar niet wat de cijfers voor de volgende trekking zullen zijn. Mensen zeggen nu massaal hun geplande vakantie af en voelen zich huiverachtig bij het nemen van de metro of een vliegtuig op Zaventem. Maar terreur is per definitie een kat- en muisspel waarbij terroristen hun doelen voortdurend verleggen en onverwacht overal kunnen toeslaan. Dat maakt het zo moeilijk om voorbereid te zijn.’
Hoe kan je je wapenen tegen de angst om continu bedreigd te zijn?
EdS: ‘De enige remedie is het aangaan van de confrontatie met dingen die angst oproepen. Mensen moeten desnoods in groep weer die dingen doen die ze als gevaarlijk ervaren. We moeten de emoties van geschoktheid, verdriet, angst, wanhoop en ontreddering spreiden over alle beschikbare schouders. En samen de rug rechten. Als we gaan vermijden, zal de angst alleen nog toenemen, dat weten we uit theorieën in verband met conditioneren: vermijdingsgedrag werkt altijd bekrachtigend en het gestelde gedrag riskeert nog toe te nemen.’
Is er iets in onze westerse mind dat maakt dat we het extra moeilijk hebben om met dat alles om te gaan?
EdS: ‘Het is natuurlijk zo dat we al lange tijd in vrede leven. Daardoor werd zelfs het bestaan van het leger en speciale eenheden regelmatig in vraag gesteld. Of dat wel nodig was? Er was immers geen dreiging die de hoge uitgaven voor veiligheid kon verantwoorden. Onze levensstandaard heeft ervoor gezorgd dat we al geschokt zijn als we met enkele slachtoffers geconfronteerd worden. We staan er niet bij stil dat er over de hele wereld elke dag bomaanslagen plaatsvinden en in onze kranten is dat maar een fait divers. Daardoor zijn we in slaap gewiegd en terechtgekomen in een soort van low or no casualty samenleving. We zijn dus zeker niet gradueel voorbereid geweest op de plotse gruwel en de grootschaligheid van deze aanslagen.’
Hoe kunnen we omgaan met wat er gebeurd is?
EdS: ‘Behou je routine. Laat je niet van je stuk brengen. Blijf buitenkomen. Praat erover met je kinderen en geef duiding in functie van hun intellectuele ontwikkeling. Deze aanslagen moeten ook gebruikt worden om eindelijk bruggen te gaan leggen over de kloven die minderheden binnen onze samenleving van elkaar scheiden. De rangen sluiten en over culturen en godsdiensten heen werken naar een leefmodel dat gebaseerd is op onderling respect, non-discriminatie en mededogen. Voor ons Belgen is het ook nieuw om uit onze hoek te komen en recht te staan. We zijn als klein land in ons verleden altijd bezet geweest door grotere mogendheden die onze ontplooiing beknotten. We kunnen die verwerpelijke aanslagen van ons afschudden om van onder dat juk weg te komen en onze kosmopolitische identiteit te benadrukken. Zoals in het liedje van de Rode Duivels: “Tous ensemble”…’