‘Jij bent uniek’, ‘jij bent uitzonderlijk’ en ‘jij kan alles worden’. Met die slagzinnen zijn de twintigers van vandaag opgevoed. Maar generatie Y botst met de rauwe realiteit, waarin niemand op hen zit te wachten, en loopt daardoor helemaal verloren.
Tekst Barbara Seynaeve
Op de volgepakte trein naar huis, na alweer een lange dag werken tegen een hongerloontje, bekruipt me de vraag: wat heb ik verkeerd gedaan?’ Laura (24) heeft twee masters op zak – waarvan een van een Finse universiteit – en werkt al twee jaar met een voorlopig contract bij de Europese Unie. ‘Aanvankelijk was ik supertrots op mijn job. Maar het enige wat ik doe is lijsten doorsturen naar Finse attachés zonder dat ik weet waarom of wat die daarmee doen.’
Laura is eigenlijk, op haar vierentwintigste, niet per se slecht bezig. Ze heeft een betaalde job bij een gerespecteerd instituut, woont met haar lief in Brussel en dopt haar eigen boontjes. Toch voelt ze het aan als falen. ‘Want haar leven beantwoordt niet aan haar eigen torenhoge verwachtingen’, zegt Jeroen van Baar. De Nederlandse twintiger en student neurowetenschappen schreef het boek De prestatiegeneratie, over zijn leeftijdsgenoten en de oorzaak van hun algemene ontevredenheid.
Persoonlijk
‘Het houdt me al maanden bezig: welke job zal ik over dertig jaar nog met plezier doen?’ Sophie (24)
‘“Deze keuze is voor de rest van je leven.” Sinds we na zes jaar studeren een specialisatie moeten kiezen binnen de opleiding geneeskunde spookt dat zinnetje voortdurend door mijn hoofd. Word ik spoedarts? Dan moet ik de rest van mijn leven op de meest waanzinnige uren uit bed. En je kan niet zomaar weggaan als er een persoon voor je neus ligt te vechten voor zijn leven, dus op tijd naar huis elke avond zit er ook niet in.’
‘Misschien kan ik voor oogchirurgie gaan? Maar dat betekent dat ik jarenlang routineus dezelfde operaties zal uitvoeren, dat wordt wellicht heel erg saai. Of misschien moet ik in de psychiatrie? Maar dan wil ik wel in de beste afdeling van het land kunnen werken, en die is in Brussel. Rustig met mijn lief terug naar West-Vlaanderen zit er dan niet in, en ik weet hoe graag hij dat wil. Het probleem is dat je niet zomaar kan terugkrabbelen eenmaal je aanvaard bent voor een bepaalde specialisatie. Nadien volgen nog drie stagejaren, en daarna ben je voor de rest van je leven spoedarts, oogchirurg of psychiater.’
‘Maar welke van de drie zal ik over dertig jaar nog altijd met
plezier doen? En welke job blijft interessant én laat me toe om wat tijd met mijn lief, mijn kinderen en mijn vrienden door te brengen? Ik breek me er al maanden het hoofd over, en weeg alle opties tegen elkaar af. Een onmogelijke taak, maar je kan die keuze toch niet anders dan op deze manier maken? Gewoon gokken en ervoor gaan is waanzin, er hangt te veel van af.’
Mijn kind, schoon kind
‘Veel van de middenklassetwintigers van vandaag willen de absolute top, en vinden ook dat ze die verdienen. Want dat is precies wat hen van kleins af aan werd voorgespiegeld.’ Onze ouders, stelt van Baar, hebben zich losgerukt van het juk van hun ouders en namen zich voor om hun kinderen geen strobreed in de weg te leggen. Hun kinderen zouden alle kansen krijgen, van alles kunnen proeven, de wereld ontdekken en hun diepste verlangens kunnen waarmaken.
Kinderen werden aangemoedigd en opgehemeld: ‘wat ben jij slim!’, ‘zo handig met woorden, een echt taalwonder’ en ‘je bent altijd al een beetje voor geweest op je leeftijd’. Tegelijk kon het ook altijd beter, werden kinderen gepusht om een trapje hoger te mikken. Aan die vrijheid werden dan ook hoge verwachtingen gekoppeld, aldus van Baar. Want we mochten dan wel zelf onze school kiezen, het moest toch ten minste ASO zijn, en het liefst Latijn-wiskunde.
Het is geen toeval dat die generatie ouders begon met het aanvechten van examenresultaten. Want hun kind was slim, dus slechte resultaten betekenden dat er iets mis moest zijn met de verbetersleutel van de leerkracht. En lukte dat niet, dan waren er altijd nog labels als dyslexie en dyscalculie, waarvoor dan weer uitzonderingsregimes aangevraagd konden worden. ‘En zo willen de ouders van mijn generatie altijd het beste voor hun kind, maar eisen ze tegelijk ook het beste resultaat’, stelt van Baar. ‘Het is verboden om middelmatig te zijn.’
‘Pas als je vrede kan nemen met de middelmatigheid van je leven ben je als hedendaagse twintiger in staat om de grote ontevredenheid los te laten’
Preference drift
‘Die prestatiedruk hebben we massaal geïnternaliseerd’, gaat van Baar verder. ‘Het waarmaken van de belofte dat we uitblinkers zijn is het hoogste goed geworden. Alles draait om het inlossen van de eigen enorme verwachtingen.’ En wel nu, want dat verdienen we. Hebben onze ouders dat niet altijd gezegd? Geduld om een carrière uit te bouwen hebben we amper, ons is meteen de top beloofd.
En het kan ook, tonen talloze voorbeelden in de media ons. ‘Veertienjarige start miljoenenbedrijf’, ‘zeventienjarige ontwikkelt levensreddend vaccin’ en ‘zestienjarig talent wordt ontdekt via Youtube’. Als de succesverhalen ons niet via de media komen aanwaaien dan worden ze ons wel onder de neus gewreven door vrienden en kennissen op Facebook en andere sociale media.
‘Net een stage bij Unilever geregeld’ of ‘het eerste exemplaar van mijn boek is gearriveerd’. De bottom line is: als je maar genoeg je best doet ligt de top binnen handbereik. En die veeleisendheid is er niet alleen op carrièrevlak, ook op het gebied van vrije tijd en vakanties moet het zo uniek en luxueus mogelijk. ‘We zijn nu eenmaal opgegroeid in weelde’, aldus van Baar. ‘We gingen met onze ouders twee keer per jaar op vakantie, de koelkast zat vol lekkers en we werden overladen met speelgoed.’
We willen het beter doen dan onze ouders, wat betekent dat we meteen de wereld rond willen reizen, geen genoegen nemen met een armtierig kamertje in een achterbuurt en het liefst elke week dinertjes organiseren met exquise ingrediënten. En minstens een paar cocktails erbij. ‘Het heet preference drift’, aldus van Baar. ‘Er is in ieder mens een opwaartse verschuiving van verlangens, die ontstaat wanneer vroegere verlangens worden ingelost. We zijn opgegroeid in weelde, en we willen het nog beter doen.
Dit is een tussengeneratie
‘De twintigers van vandaag zijn opgevoed in een tijd dat the sky nog altijd the limit was’, zegt trendwatcher Sven Mastbooms. ‘Vandaag lopen ze niet alleen tegen hun grenzen aan – ze beseffen dat ze niet uitzonderlijk en fantastisch zijn – ze botsen ook op de grenzen van het kapitalistische groeisysteem dat niet op hen zit te wachten. Dat maakt hen tot een tussengeneratie, die niet goed is aangepast aan de hertekende lijnen van deze wereld.’
‘We zijn intussen ook teruggekomen op onbegrensde vrijheid in de opvoeding, en leggen eerder de nadruk op nuchterheid. Voor deze twintigers zit er niks anders op dan zich de vraag te stellen waarom ze willen wat ze willen. Wat zijn hun persoonlijke verwachtingen? En wat wordt hen opgelegd? Moet je bijvoorbeeld per se een job hebben bij een topbedrijf? Twee auto’s in de garage? Drie keer per jaar op vakantie? Het is een kwestie van framing, van wat je uit het leven wilt halen. Als je de doelstellingen wat tempert is de kans ook groter dat je ze haalt.’
High potentials
Die geïnternaliseerde druk wordt in de hand gewerkt door het onderwijs, dat steeds meer gefocust is op excellentie. En evengoed door de bedrijfswereld, die jaagt op high potentials. Om die topstatus te bereiken is het niet voldoende om hoge cijfers te halen. Met nevenprojecten, bijbaantjes en het voorzitterschap van je studentenvereniging bewijs je dat je over ondernemerszin, initiatief en leiderschap beschikt. ‘Door de nadruk die we leggen op nut en competitie worden we heel selectief in de manier waarop we tijd besteden’, zegt van Baar.
‘Want waarom zou je iets gaan doen waar je halfslachtig in bent? Je gaat maar beter op zoek naar iets wat je beter kan dan anderen. Even belangrijk als zoiets vinden is het delen op sociale media. Zodat je succes meetbaar wordt. Ben je enorm creatief in de keuken dan is dat niet waardevol – tenzij je het via een blog aan de wereld kenbaar maakt en anderen zien hoe populair je recepten zijn.’ In dat opzicht doe je dingen niet meer in de eerste plaats omdat ze je interesseren maar omdat het goed zal staan op je cv en omdat je status ermee verhoogt. ‘Eigenlijk doen we iets niet omdat we het zelf leuk vinden,’ zegt van Baar, ‘maar omdat we denken en hopen dat anderen het leuk zullen vinden.’
Gewoon inwisselbaar
Toch slaagt een deel van de twintigers erin om hun verwachtingen in realiteit om te zetten. Ze verzilveren hun status van high potential met een goedbetaalde job, beleven de vakanties van hun dromen, versieren een even high potential partner, halen hoge cijfers, hebben een interessante vriendenkring, zien er goed uit, hebben tomeloze energie voor allerlei projecten en pakken met dat alles vrolijk uit op sociale media. ‘Die elite heeft het geluk gehad dat hun verwachtingen ingelost werden,’ aldus van Baar, ‘maar de meeste twintigers behoren niet tot die categorie. Zelfs al ben je cum laude afgestudeerd, heb je een hoop Facebookvrienden en heb je je cv opgepoetst met allerlei cursussen en projecten, er is altijd wel iemand die het net iets beters heeft gedaan en met de job gaat lopen.’
Tel daar nog eens de economische crisis bij, waardoor jobs al helemaal niet meer voor het grijpen liggen, en je hebt een generatie verliezers. Of zo voelen ze het zelf toch aan. ‘Je ervaart een sterk gevoel van falen, iets waar je niet altijd even goed mee hebt leren omgaan. Je wilde het echt, en toch is het niet gelukt. Dat is je eigen schuld, want je hebt alle kansen gekregen om het wel te doen werken’, zegt van Baar. ‘Tegelijk besef je meer en meer hoe gewoon en inwisselbaar je bent. Zo uniek blijk je niet te zijn.’ En pas als je vrede kan nemen met de middelmatigheid van je leven ben je als hedendaagse twintiger in staat om de grote ontevredenheid los te laten. ‘Middelmatigheid bedoel ik helemaal niet negatief’, aldus van Baar. ‘In de definitie van succes ligt besloten dat er altijd een klein deel kan uitblinken, en dat een groot deel van de mensen middelmatig is. Daar is niks mis mee. Juist door dat te veroordelen brengen we elkaars hoofd op hol.’
Daarin faalt het systeem vandaag, vindt van Baar. Net omdat het onderwijs en de bedrijfswereld meegaan in het streven naar uitblinkers en successen wordt impliciet de boodschap meegegeven dat middelmatigheid minderwaardig is. ‘Terwijl het juist het voortdurende streven naar succes is dat ongelukkig maakt’, aldus van Baar. ‘Dat zouden ouders hun kinderen moeten meegeven.’
Persoonlijk
‘Van de ene dag op de andere kon ik mijn bed niet meer uit: ik had een burn-out … op mijn 23ste’ frederik (25)
‘Op mijn drieëntwintigste zat ik thuis onbeweeglijk in de zetel, tot mijn ouders me bij een psychiater afzetten. Een paar maanden daarvoor was ik nochtans steengoed bezig. Ik runde mijn eigen zaak met vier werknemers en bereidde me voor op mijn afstudeerexamens aan een prestigieuze Londense business school.’
‘Op mijn zeventiende was ik met het bedrijf begonnen, en sindsdien was het alleen maar hard gegaan. Een jaar later had ik mijn eerste werknemer in dienst genomen en ging ik bedrijfsmanagement studeren in the UK. De combinatie lukte wonderwel. Tot ik van de ene dag op de andere mijn bed niet meer uit kon. Volgens de psychiater had ik een burn-out, en dat op mijn drieëntwintigste. Heel impulsief heb ik mijn zaak een maand later stopgezet, ik had tegen dan toch al alles in het honderd laten lopen. Ook mijn laatste examens liet ik passeren.’
‘Ik voelde me compleet mislukt: door mij waren vier mensen hun job kwijt en ik had niet eens een diploma. Maar ik kon het niet meer opbrengen. Nu zijn we twee jaar verder en ben ik net gestart met een opleiding tot schrijnwerker. Mijn ouders hopen dat ik mijn kunstje nog eens herhaal en een schrijnwerkersbedrijf uit de grond stamp, maar dat wil ik mezelf echt niet opleggen. Ik besef dat zo’n soort leven niet voor mij is weggelegd. Laat mij maar rustig schaven.’
Meer lezen
De prestatiegeneratie, Jeroen van Baar (Atlas Contact, 2014)