Natascha Kampusch zat van haar tiende tot haar achttiende opgesloten in een kelder. Nadat ze ontsnapte aan haar ontvoerder kreeg ze een legertje psychologen, journalisten en onderzoeksrechters over zich heen. In Tien jaar vrijheid maakt ze de balans op: ‘Voor mij betekent vrijheid ook dat ik over bepaalde zaken mag zwijgen. Maar daar is niet iedereen het mee eens.’
Tekst Barbara De Munnynck – Foto Shutterstock
Op de ochtend van mijn interview met Natascha Kampusch hebben mijn dochters een tegendraadse bui. Getreuzel bij het tandenpoetsen. Discussies over de schoenkeuze. Om schot in de zaak te krijgen, probeer ik een beproefd recept: afleiding. ‘Er was eens een meisje uit Oostenrijk, Natascha. Weten jullie wat er met haar is gebeurd?’ Niet veel later zitten de kinderen mak als lammetjes op de achterbank, helemaal in de ban van het ontvoerde meisje dat acht jaar in een donkere kelder werd verstopt. Of het verhaal van Kampusch zo geschikt is voor kinderoren laat ik even in het midden. Feit is dat het mensen boeit, aanspreekt, prikkelt. Alsof het een eeuwenoud, universeel sprookje is in plaats van een hedendaagse autobiografie.
‘Ik weet wat je bedoelt’, zegt Natascha Kampusch, wanneer ik haar later die ochtend vraag naar de aantrekkingskracht van haar verhaal. ‘Als je wilt kan je heel wat mythische elementen ontdekken in mijn leven. De verloren jeugd. De gestolen onschuld. Ook een beetje heroïek … Alle ingrediënten zitten erin, net zoals in goede tandpasta. (lacht) Want ik wil zeker niet aanmatigend klinken.’ Kampusch is voorzichtig wanneer ze met journalisten praat, dat valt op. Ze begrijpt dat de hoofdstukken in Tien jaar vrijheid, waarin ze de moeizame hereniging met haar familie beschrijft, ontroeren. Zo vielen Natascha en haar moeder elkaar in 2006 niet onmiddellijk in de armen. Ze hadden tijd nodig om te wennen aan elkaar. Om te aanvaarden dat geen van hen beiden nog dezelfde was als bij Natascha’s ontvoering in 1998. ‘Jij mag zeggen dat die passages je doen denken aan de terugkeer van de Griekse held Odysseus’, zegt Kampusch aan het begin van het interview. ‘Maar zelf durf ik me niet te vergelijken met klassieke, tragische helden. Zie je de krantenkoppen al?’ Als je net Tien jaar vrijheid hebt gelezen begrijp je Kampusch’ terughoudendheid perfect. Na haar ontsnapping heeft ze aan den lijve moeten ondervinden hoe hard de media – en de mensen – kunnen zijn.
Je wou de titel van je boek eigenlijk in vraagvorm brengen: Tien jaar vrijheid? Wie of wat hield je de jongste jaren dan nog ‘gevangen’?
Natascha Kampusch: ‘Na mijn ontsnapping werd ik opgenomen in een ziekenhuis in Wenen. Er stond een heel team klaar om me te steunen: dokters en psychologen, advocaten, politiemensen, een pr-medewerker … Iedereen was bezorgd dat ik mezelf iets zou aandoen en hield me nauwlettend in de gaten. Het was ironisch. Ik had mezelf net bevrijd en kreeg als beloning een stel nieuwe bewakers. Gaandeweg ontdekte ik dat ze lang niet altijd het beste met me voor hadden. Elk van hen had zijn eigen agenda, zijn eigen manier om me te manipuleren voor hun doeleinden.’
Twee weken na je ontsnapping gaf je een groot tv-interview. Het werd de start van een moeizame verhouding met de media. Heb je spijt van dat eerste optreden?
NK: ‘Ik heb geen spijt van het interview op zich. Ik wilde vrijheid en dus ook de vrijheid om me te uiten. Ik heb alleen spijt dat ik door alle reacties op dat tv-optreden de controle over mijn eigen verhaal ben verloren. Er werden zoveel commentaren, analyses en opinies gepubliceerd. Mensen vonden me te sterk, te weinig het typische slachtoffer. Men vroeg zich af of het allemaal wel zo erg was geweest. Ik kreeg het verwijt dat ik profiteerde van mijn plotse beroemdheid. Ik heb echt te doen met mensen die denken dat het zo goed met me gaat dat ze het liefst met me zouden willen ruilen! Ik heb nooit aan een bepaald beeld of aan bepaalde verwachtingen willen voldoen. Voor mij houdt vrijheid in dat ik kan zijn wie ik wil zijn, dat ik kan zeggen wat ik wil zeggen en dat ik over bepaalde zaken mag zwijgen. Alleen is dat een opvatting over vrijheid die niet iedereen deelt.’
Je verwijt de media dat ze het je lange tijd onmogelijk maakten om je verleden los te laten. Toch zoek je met dit nieuwe boek bewust de openbaarheid op. Is dat niet tegenstrijdig?
NK: ‘Ik vind het spannend om mee te werken aan een boek en ik ben nu eenmaal een publieke figuur. Toch vind ik dat ik recht heb op privacy. Ik ben bereid om over mijn tijd in de kelder te vertellen, maar details over de mishandelingen en het seksuele misbruik hou ik voor mezelf. Ik trek een grens, ook al inspireert dat riooljournalisten tot uitzinnige fantasieën en maakt het sommige mensen boos. Met dit tweede boek hoop ik een streep te trekken onder een moeilijke periode. Ik ben klaar voor een nieuw hoofdstuk.’
Wat verlang je van je leven in volle vrijheid?
NK: (…)
Lees het volledige interview in het februarinummer van Psychologies.