Trop is te veel
De mens is een tegenstrijdig beestje. Langs de ene kant zijn we onverschrokken op zoek naar meer en veel. Langs de andere kant snakken we dan plots weer naar minder en rust. Waarom worden we niet geboren met een natuurlijke hang naar soberheid en eenvoud? En hoe kunnen we dan toch die veelheid (een beetje) lossen als ze ons te veel wordt?
Tekst Anne Wislez – Foto Shutterstock
‘Onze tendens om dingen bij te houden heeft te maken met het feit dat we onze identiteit almaar meer definiëren doorheen onze bezittingen: we verwarren wie we zijn met wat we hebben’
Eenvoud lijkt wel het nieuwe El Dorado: keep it simple en je leven wordt beter. Eenvoud vermindert stress, brengt ons dichter bij de natuur en onze natuur, het vertraagt ons dagelijks ritme, kalmeert onze opgejaagdheid, luwt de dringendheid der dingen en alle ongemakken die daarmee gepaard gaan. Hoe eenvoudiger je leven, hoe minder ballast, hoe minder zorgen. Zo lijkt het wel. Je zou je gaan afvragen waarom we niet van nature uit consuminderen. De natuur doet het ons nochtans voor: planten en dieren laten ons zien hoe we simpelweg onze levensenergie kunnen aanwenden om te zijn, te groeien, te nemen wat we nodig hebben – niet meer, niet minder – en dan achter te laten wat we niet meer nodig hebben als bouwstenen voor ander leven. Zelfs de fysica laat ons zien hoe de materie beweegt volgens de wetten van de mindere moeite. In de natuur gaat het erom maximale winst te maken met de minste inspanning. Waarom maakt een mens het zichzelf dan toch zo moeilijk?
It’s complicated
Wellicht omdat we complexe wezens zijn, gedreven door onbewuste verlangens – visuele, seksuele, orale en anale (die gelinkt zijn aan het verlangen naar bezit, rijkdom, macht en meesterschap) – die we voortdurend willen bevredigen. Grenzeloos, zo lijkt het wel. Want een gezond dier dat verzadigd is stopt met eten, maar wij krijgen na een copieuze maaltijd toch nog dat stukje taart en die pousse-café binnen. De honger is ver te zoeken, maar de goesting …! Het lijkt wel sterker dan onszelf. In onze zoektocht naar veiligheid, liefde en aanvaarding reageren we meestal spontaan en onbewust, zonder precies te weten door welke onderliggende behoeften we precies aangedreven worden. Dat is ook wat ons zo kwetsbaar maakt en zo gemakkelijk te verleiden door de opzwepende taal van politici of een yoghurtmerk dat ons de eeuwige jeugd belooft.
Als complexe psychische wezens blijken we ook erg afhankelijk van andermans verlangen. Volgens de Franse psychotherapeut Jacques Lacan ‘is het verlangen van de mens, het verlangen van de ander’. We zien het al gebeuren vanaf de geboorte, wanneer de baby zijn leven richt in functie van die ene andere, zijn moeder. Wat wil zij? Wil ze dat ik leef? Dat is sterf? Dat ik gelukkig ben, of niet? Gevolg is dat als je later in je volwassen leven niet bewust op zoek gaat naar wat je zelf wilt, je onbewust het verlangen blijft uitleven van een ander: misschien nog altijd je moeder, of je partner, of je baas, of de producent van het laatste technologische gadget. Dat kan een probleem worden in tijden waarin jan en alleman graag zou willen dat je op zijn roep ingaat.
Kijk naar mij, bewonder mij, koop mij, roept zowat iedereen die iets in de ether of de winkelrekken gooit. In onze consumptiegedreven maatschappij worden we bedolven onder de uitnodigingen om dingen uit te proberen en te consumeren. En dat we daarop ingaan is niet gek; het nieuwe willen verkennen hoort nu eenmaal bij de menselijke soort. ‘Kinderen zijn van nature uit nieuwsgierig, ze willen dingen ontdekken, de wereld exploreren’, zegt psycholoog en mindfulnesstrainer Björn Prins. ‘Het hoort bij het menselijke verlangen naar groei. Bovendien heeft elke mens ook bepaalde waarden en behoeften meegekregen vanuit zijn genetisch materiaal, zijn opvoeding, omgeving en cultuur, waardoor hij geneigd is om op bepaalde impulsen in te gaan.’