Sta open voor andere culturen

Bijna een op de vijf Vlamingen heeft een migratieachtergrond en een derde van de kinderen in het kleuteronderwijs heeft het Nederlands niet als moedertaal. Diversiteit is realiteit, maar ook iets wat velen verwart of zelfs beangstigt. ‘Veel mensen durven de stap niet zetten naar de ander’, zegt Agnes Van Camp van Kwasa Kwasa. ‘Wij geven hen een duwtje in de rug.

Tekst Tina De Gendt

Een kleine ontmoeting maakt een wereld van verschil. Dat merkt Agnes Van Camp dagelijks. ‘Gewoon een praatje over het weer met iemand van een andere cultuur kan mensen een heel nieuwe visie geven op diversiteit: tijdens zo’n klein gesprek ontdekken ze plots dat de ander helemaal niet zo anders is als ze altijd gedacht hebben en als de media doen geloven.’ Met haar vrijwilligersvereniging Kwasa Kwasa probeert Van Camp de openheid naar elkaar te vergroten. Ze geeft vormingen en trainingen aan bedrijven, organisaties en verenigingen die de drempel voor interculturele ontmoeting willen verlagen.

‘De meeste mensen kunnen daarbij wel een duwtje in de rug gebruiken’, zegt Van Camp. Meer dan de helft van de Vlamingen zegt nooit contact te hebben met iemand van een andere origine en bijna de helft wil liever niet dat iemand met een migratieachtergrond naast hem komt wonen. Het zijn cijfers die telkens weer doen schrikken, terwijl we de uitwassen ervan goed genoeg kennen: zowel op de arbeidsmarkt als in de huisvesting is er sprake van zware discriminatie.

En omgekeerd bestaan er heel wat antigevoelens bij mensen met een migratieachtergrond, die in extreme gevallen uitmonden in radicalisering. ‘Op dit moment wordt diversiteit erg geproblematiseerd maar eigenlijk is het de normaalste zaak van de wereld. Als je naar het ruimere plaatje kijkt zie je dat onze situatie hier eigenlijk helemaal niet zo uniek is: etnisch-culturele diversiteit is er altijd al geweest en bestaat ook nu overal ter wereld. En het hoeft niet problematisch te zijn. Zolang we openstaan voor elkaar.’ Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hoe kunnen we in deze woelige tijden onze openheid vergroten?

Daarop heeft Kwasa Kwasa een heel concreet antwoord: ze trekken naar bedrijven, organisaties en verenigingen met ‘landenkoffers’. In zo’n koffer zitten allerlei voorwerpen van een bepaald land (Turkije, Marokko, Indië …) Aan de hand van die voorwerpen laten de vrijwilligers een klein stukje van de wereld opengaan. ‘Wij willen superdiversiteit normaliseren door ze voor een stuk te verklaren, maar vooral in perspectief te plaatsen: je kan onze samenleving in Vlaanderen niet los zien van de internationale context en de situatie in het thuisland.’

Het eerste contact

Na de introductie volgt de ontmoeting: ze gaan de straat op en bezoeken een moskee, gaan langs bij een Turkse ondernemer, een Marokkaanse vrouwenvereniging. De meeste mensen die bij de vereniging terechtkomen hebben geen ervaring met intercultureel contact.

Hoe groot de diversiteit in Vlaanderen ook mag zijn, er zijn nog heel wat dorpen en zelfs stadswijken die nog erg monocultureel zijn. Eerste indrukken zijn belangrijk. ‘Zo’n ontmoeting heeft meestal een enorme impact omdat het beeld dat mensen via de media meekrijgen helemaal onderuit wordt gehaald’, aldus Van Camp. ‘Dikwijls is men verrast om te zien hoezeer de ander op hen lijkt.

Vaak krijgen die mensen dan te horen: “jij bent een goede, maar de rest…” Pas als de ontmoetingen frequenter worden beginnen ze te zien hoezeer de ander ook gewoon “wij” is. Het is in die kleine ontmoetingen dat een “nieuwe wij” – zoals de wereldberoemde islamoloog Tariq Ramadan het noemt – kan groeien’, zegt Van Camp. ‘Een “wij” die niet gekoppeld is aan nationaliteit of geloof maar aan de ambitie om de samenleving te veranderen.’